31597 |
hoefstaafijzer |
baar:
bār (Q086p Eigenbilzen),
hoefijzerstaaf:
(h)ūf˱ęjzǝrstǭf (Q083p Bilzen),
huf˱īzǝrštāf (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
hōf˱īzǝrstāf (L382p Montfort),
hoeflat:
huflat (P176b Bevingen, ...
P219p Jeuk),
hoefstaaf:
hufstāf (L217p Meerlo, ...
L216a Oostrum),
hōfštāf (Q113p Heerlen, ...
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L432p Susteren),
hoefstaafijzer:
(h)ūfstǭf˱ęjzǝr (Q083p Bilzen),
h ̇ofštāf˱īzǝr (Q121b Spekholzerheide),
hoefstaf:
hufstaf (L165p Heijen, ...
P047p Loksbergen,
L159a Middelaar,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
zoolstaaf:
sǫalštāf (Q116p Simpelveld),
zoalstāf (Q018p Geulle),
zōlstāf (L321p Neeritter),
zǭlstāf (Q095p Maastricht)
|
De ijzeren of stalen staaf waarvan de smid het hoefijzer smeedt. Hoefstaafijzer werd vroeger vaak door de smid gesmeed van resten ijzer en oude hoefijzers. Tegenwoordig koopt hij het doorgaans in de vorm van metalen staven. Dergelijk ijzer is volgens de invuller uit L 299 rechthoekig (rsxhökex) van doorsnede. In Q 83 daarentegen is het aan één kant 2 mm dikker dan aan de tegenovergestelde zijde. [N 33, 355]
II-11
|