28538 |
honingblaas |
blaas:
blǭs (L289p Weert),
honigmaag:
hunexma.x (L421p Dilsen),
hunexmāx (K278p Lommel),
honingblaas:
honeŋblǭs (L265p Meijel),
huneŋblǭs (L215a Wellerlooi),
huǝneŋblǭs (P120p Alken),
hōneŋbloas (Q071p Diepenbeek),
hōneŋblǭs (L371a Geistingen),
hǫwniŋkblǭs (P107a Rummen),
ǫwneŋkblǭs (P176p Sint-Truiden),
honingblaasje:
huǝneŋblēskǝ (Q003p Genk),
hōneŋblǭskǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
honingmaag:
honeŋmāx (L210p Venray),
honingmaag (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L329p Roermond),
huǝneŋmāx (Q113p Heerlen),
hōneŋmāx (L414p Houthalen),
hǫwneŋmāx (P177p Zepperen),
maag:
maag (K317a Kerkhoven),
nectarmaag:
nectarmaag (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden)
|
Maag waarin de honing bewaard wordt. De honing of nectar wordt in de mondholte gezogen en verdwijnt via de keel in de slokdarm. Deze loopt door in het achterlijf en verwijdt zich daar tot een honingblaas (De Roever, pag. 16). [N 63, 44d; N 63, 44c]
II-6
|