id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21868 | hoog | bod: bod (Meerlo), en bod (Oirlo), hoog: hoog (Stein), meebieder: mej-beejer (Horst), oneerlijk bod: o. o.n‧iərlex boͅ.t (Eys), opbod: obbot (Kapel-in-t-Zand), opbod (Itteren, ... ), opjagerij: (= praktijk). òpjāgeri-j (As), oplag: opslaag (Echt/Gebroek), opzet: opzat (Urmond) | het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)] III-3-1 |