32951 |
hooiplukker |
hooihaak:
[hooi]huǝk (P186p Gelinden, ...
P197p Heers,
Q078p Wellen),
[hooi]hōk (Q071p Diepenbeek, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
[hooi]hǫi̯ǝk (K361p Zolder),
[hooi]hǭk (L295p Baarlo, ...
Q111p Klimmen,
K314p Kwaadmechelen,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
L321p Neeritter,
L329p Roermond),
hooiplukker:
[hooi]plø.kǝr (L372p Maaseik),
[hooi]pløkǝr (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
L317p Bocholt,
L164p Gennep,
P048p Halen,
L165p Heijen,
P051p Lummen,
L163p Ottersum,
K357p Paal,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
[hooi]pløʔǝr (K314p Kwaadmechelen, ...
K278p Lommel),
[hooi]plø̄kǝr (K361a Boekt Heikant),
[hooi]plø̜kǝr (L360p Bree, ...
Q111p Klimmen,
L331p Swalmen),
[hooi]plękǝr (L360p Bree, ...
Q002p Hasselt,
Q002b Kiewit),
hooitrekker:
[hooi]trękǝr (L360p Bree),
[hooi]trɛkǝr (K318p Berverlo, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
P044p Zelem)
|
De dubbele ijzeren haak aan een lange houten steel, waarmee los-geladen hooi van de kar werd afgetrokken; zie afbeelding 17. Het werktuig is in de beide Limburgen weinig bekend. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 66; add uit N 18, 140]
I-3
|