e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hop boetboet: aan fr. ontleend  boetboet (Helden/Everlo), HBHS 158  boetboet (Gemmenich), boompoter: buəmpōtər (Beringe, ... ), drekhaan: drekhaan (Schaesberg), hop: (h)oep (Bilzen), (h)up (Sittard), h ̇op (Opitter), hoep (Genk, ... ), hop (Arcen, ... ), houp (Diepenbeek), hōp (Gronsveld, ... ), hoͅp (Kaulille, ... ), hup (Alken, ... ), hòp (As, ... ), hóep (stoott.) (Echt/Gebroek), hóp (Maaseik, ... ), hôp (Gronsveld), høp (Borgloon, ... ), hùp (Beverlo), hōp (As, ... ), hǫp (Baelen, ... ), oͅp (Sint-Truiden), ǫp (Sint-Truiden), [Upaga epops]  hoep (Tongeren), Frings  hop (Diepenbeek), hoͅp (Gelieren/Bret), Frings; half lang als lang omgespeld  oͅp (Lanklaar), IPA, omgesp.  hup (Beverst), maakt nest van koeflaters, vandaar"doe stinks wie ein hop".  hop (Haelen), o klank tussen oe en o; doorgaans Frings, soms eigen spelling  hop (Kwaadmechelen), ook poeperd, zie daar  hóp (Thorn), upupa eopos  up (Sittard), vdBerg; omgesp.  hop (Sint-Truiden, ... ), hup (Wellen), vogel  (h)oep (Hasselt), hophak: hoephak (Panningen), zangvogel  hoephak (Altweert, ... ), hophap: hoep=hap (Tegelen), hoepap (Horn, ... ), hoephap (Boukoul, ... ), hoepháp (Castenray, ... ), huphap (Beringe, ... ), hoep is de klank van de roep  hoepap (Haelen), kothop: koethop (Ell), koithoep (Valkenburg), HBHS 158, Lb kot "vies nest  kaotoep (Houthem), kwaadkop  koitkoep (Valkenburg), poebak: poebak (Baexem), poepak (Grathem), oe - a"- benamingen zijn onomatopee  poebak (Helden/Everlo), poeperd: poepert (Molenbeersel, ... ), pupərt (Kinrooi), etym.aant.  poepert (Grathem), hier zeer zeldzaam  poepert (Ell), ofwel hij verwijdert de uitwerpselen van zijn jongen niet, ofwel hij bouwt zijn nest met koemest. Er bestaat hier een uitdrukking "stinke wie ein hoep  poeperd (Thorn), vogel  poepert (Altweert, ... ), vogel met een rood kammetje; maakt zn nest van mest  poeperd (Tungelroy), poephop: poephop (Middelaar), schijthop: sjīē.thóp (Panningen), stinkende hop: Frings  steͅi̯ŋkəndə hup (Borgloon), stinkhop: (stink-)hoep (Weert), steŋkhoͅp (Beringe, ... ), stienkóep (Sint-Truiden), stinkhop (Zonhoven), stinkhōp (Lanaken), Frings  steͅnkhup (Borgloon), steͅŋkhoͅp (Gelieren/Bret), wrsch.  stē.ŋkoͅp (Overpelt), stinkvogel: stinkvoogel (Nederweert), stronthaan: stronthaan (Afferden), stronthop: stronthoep (Ordingen), stronthup (Eigenbilzen), stroͅnthup (Hasselt), štroͅunthup (Eupen), Frings  stroͅnthūp (Beverst) De vrouwelijke bloemen van de hopplant die bij de wort worden gedaan. Volgens de zegsman uit L 210 gebruikte men uitsluitend Beierse en Tsjechische hop. De afgewerkte hop werd aan de varkens gevoerd. Ook de invuller uit L 318 vermeldt dat men Beierse hop verwerkte. De respondent uit Q 99 merkt op dat de hop in grote tonvormige jute balen uit Tsjechoslowakije kwam omdat de inheemse hop niet krachtig genoeg was. De invuller uit L 325 merkt op dat alleen het stuifmeel van de hop werd gebruikt. [N 35, 49; monogr.] || hop [ZND m] || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] || hop (vogel) || hop, vogel || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.] I-5, II-2, III-4-1