32200 |
houtdraaibeitel |
beitel:
bęjtǝl (L321p Neeritter),
beitel voor draaibank:
biǝtǝl vø̜r drē̜baŋk (Q083p Bilzen),
draaibeitel:
drējbęjtǝl (Q015p Stein),
dręjbęjtǝl (L321p Neeritter
[(plat blad)]
, ...
L271p Venlo
[(plat blad)]
),
drīǝbęjtǝl (Q018p Geulle),
drɛjbęjtǝl (L328p Heel, ...
L330p Herten
[(plat blad)]
,
L299p Reuver),
drɛ̄jbęjtǝl (L163p Ottersum),
draaiersbeitel:
drǭjǝrs˱bęjtǝl (K317p Leopoldsburg
[(plat blad)]
),
houtdraaibeitel:
hǫwt˱drɛjbęjtǝl (L330p Herten),
mesbeitel:
mɛts˱bęjtǝl (Q095p Maastricht),
schietbeitel:
šēt˱bęjtǝl (Q095p Maastricht
[(beitel met een blad dat in een punt uitloopt: dient om het oppervlak spiegelglad te maken - vooral bij zachte houtsoorten zoals bijvoorbeeld dennenhout)]
)
|
Beitel waarvan het beitelblad een rechte of schuine voorkant heeft en aan beide zijden een vouw, zodat hij in meerdere richtingen bewogen kan worden. De houtdraaibeitel wordt gebruikt voor het glad afwerken van voorgedraaide werkstukken en het steken van verschillende profielen. Zie ook afb. 182. [N 47, 11b; N 53, 40]
II-12
|