e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huifkar bolderwagel: bǫldǝrwāgǝl (Eupen, ... ), bolderwagen: boldǝrwān (Bleijerheide, ... ), bǫldǝrwāgǝ (Laak, ... ), bâchekar: baškęr (Waasmont), baškɛr (Kuringen), commissioneerkar: kǝmešǝnē̜rkār (Hasselt), kǫmesǝjǫnērkār (Zonhoven), huif: zijden, zwarte muts met pluimen of bloemen, gedragen `s zondags  hāf (Borlo), huifkar: (h)ūǝfkęr (Kinrooi), hau̯fkār (Tongeren), hau̯fkęǝr (Hoepertingen), hofkē̜r (Mettekoven), hou̯fkār (As, ... ), hufkar (America, ... ), hufkęr (Baexem, ... ), hufkɛr (Baarlo, ... ), hufkɛ̄r (Overpelt), huifkar (Heppen), huǝfkāǝr (Meterik), hyfkar (Middelaar), hyfkē̜r (Kaulille), hȳfkar (Afferden, ... ), hȳfkār (Meijel), høfkɛǝr (Wellen), hø̄fkar (Bree), hø̄fkār (Lauw), hø̄fkɛ̄r (Zepperen), hø̜̄fkār (Griendtsveen), hø̜̄fkē̜r (Beringen, ... ), hø̜fkār (Bocholtz), hø̜i̯fkār (Hees, ... ), hø̜i̯fkēr (Ulbeek), hø̜i̯fkē̜r (Sint-Truiden, ... ), hø̜i̯fkęr (Stokrooie), hø̜i̯fkǭr (Lommel), hø̜i̯fkɛr (Schulen), hāi̯fkē̜r (Paal), hāu̯fkār (Zichen-Zussen-Bolder), hē̜fkē̜r (Rummen), hęi̯ǝfkęr (Wijer), hōu̯fkar (Rotem), hūfkar (Amby, ... ), hūfkār (Bleijerheide, ... ), hūfkēr (Linne), hūfkē̜r (Hamont), hūfkęr (Ophoven, ... ), hūfkɛr (Asenray / Maalbroek, ... ), hǫfkɛǝr (Voort), hǫu̯fkar (Heer, ... ), hǫu̯fkār (Berverlo, ... ), hǫu̯fkēr (Sint-Lambrechts-Herk), hǫu̯fkē̜r (Borgloon, ... ), hǫu̯fkęr (Hechtel), hǫu̯fkɛǝr (Gelinden, ... ), hǫu̯fkɛ̄r (Diepenbeek, ... ), hǭfkar (Borgharen, ... ), hǭfkē̜r (Kortessem), hǭfkęr (Vechmaal), hǭfkɛǝr (Wilderen), hǭfkɛ̄r (Godschei), hǭu̯fkār (Heusden), ufkar (Lutterade, ... ), uǝfkar (Maaseik), ø̜̄fkē̜r (Hasselt), ø̜i̯ǝfkār (Leopoldsburg), ūfkar (Boorsem), betekenis: Brabantse muts met linten  hoefker (Weert), betekenis: de gewone Limburgse (Brabantse) muts  hoefkàr (Horst), betekenis: dragen ze in dorpen in de buurt, grote kanten kap met linten  hoefkaer (Venlo), betekenis: grote hoed  hoefker (Nunhem), betekenis: grote mutsen voor vrouwelijke religieuzen  ūfkar (Eisden), betekenis: stijve witte band voor het voorhoofd (zoals bij zusters)  hōēfkar (Einighausen), betekenis: witte Brabantse muts  hoefker (Neeritter), Grote muts, model: cfr. zeil van huifkar.  hūfkār (Grote-Spouwen), Grote ronde hoed.  huufkar (Mesch), huifwagen: hūǝfwāgǝ (Kinrooi), huivenkar: huvǝkar (Grote-Brogel, ... ), høu̯vǝkar (Bree), høvǝkar (Neerglabbeek), hø̜vǝkār (Kwaadmechelen), hūvǝkar (Niel-bij-As, ... ), hǫu̯vǝkɛ̄r (Koersel), cfr. 032d  høͅvəkār (Kwaadmechelen), Een grote (witte) muts gedragen door Hollandse vrouwen.  hoͅuvəkār (Beverlo), kar bet een bâche: kɛr bęi̯n baš (Gingelom), kar met een bâche: kɛr mɛt ǝn baš (Duras), te groet uitgevallen toer: en te groët uŭtgevalle toer (Oirlo) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] || huifkar, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] I-13, III-1-3