32711 |
in panden ploegen |
de grond op rabatten leggen:
dǝ gro.nt˱ op rabatǝ Ięgǝ (L248p Lottum),
een tijl ombouwen:
ęn til ømbǫu̯ǝ (L246p Horst
[(als men niet genoeg mest had om de akker ineens om te ploegen)]
),
in akkers bouwen:
in akǝrs˱ bǫu̯ǝ (L163p Ottersum),
in bedden leggen:
en będǝ lęgǝ (L265b Kronenberg),
in bedden rijden:
e będǝ ręi̯ǝ (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
en będǝ rę̄i̯ǝ (K317p Leopoldsburg),
in lopen bouwen:
in lȳǝp˱ bǫu̯ǝ (L192b Aijen, ...
L209p Merselo),
in panden leggen:
ęn pān lęgǝ (Q083p Bilzen),
in panden rijden:
e pãnǝ ręi̯ǝ (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
en pan rę̄i̯ǝn (K353p Tessenderlo),
in percelen ploegen:
e pǝrsēlǝ plo ̞gǝ (Q116p Simpelveld),
in perken ploegen:
e pɛ ̝.rǝkǝ [ploegen] (Q116p Simpelveld),
e pɛ.rǝkǝ [ploegen] (Q191p Cadier),
in perken varen:
e pɛ.rǝkǝ vãrǝ (Q191p Cadier),
in stukken ploegen:
en stø̜kǝ plōgǝ (Q009p Maasmechelen),
in twee percelen varen:
en twiǝ pǝrsīǝlǝ vãrǝ (L322p Haelen),
in twee terzet varen:
en twiǝdjǝr zet ˲vãrǝ (L330p Herten
[(ter plaatse blijkbaar opgevat als in tweeder zet varen)]
),
in tweeveld varen:
en twiǝvɛltj ˲vãrǝ (L321p Neeritter),
op akkers bouwen:
op akǝrs˱ bǫu̯ǝ (L192a Siebengewald),
op bedden leggen:
ǫp˱ będǝ lęgǝ (L312p Neerpelt, ...
L354p Wijchmaal),
op bedden ploegen:
ǫp˱ będǝ plōgǝ (L317p Bocholt, ...
L289b Leuken
[(voornamelijk in de tuinbouw)]
),
op bedden varen:
op˱ będǝ vãrǝ (L292p Heythuysen, ...
L369p Kinrooi),
ǫp˱ będǝ vãrǝ (L289a Hushoven, ...
L318b Tungelroy),
op dreven bouwen:
op˱ drēf˱ bǫu̯ǝ (L163p Ottersum, ...
L192a Siebengewald),
op˱ drēvǝ bǫu̯ǝ (L115p Mook),
op panden akkeren:
ǫp pãn akǝrǝ (Q002p Hasselt),
ǫp pɛn ákǝrǝ (P224p Boekhout),
op panden leggen:
ǫp pę̄n lęgǝ (Q168p s-Herenelderen
[(vroeger)]
),
op panden ploegen:
ǫp pɛn plōgǝ (L417p As),
op panden varen:
ǫp pɛn vã.rǝ (L416p Opglabbeek),
op ruggen varen:
ǫp rø̜qǝ vã.rǝ (L370p Kessenich, ...
L369p Kinrooi),
op voren ploegen:
ǫp ˲vōrǝ plōgǝ (L289b Leuken
[(voornamelijk in de tuinbouw)]
),
panden akkeren:
pɛ̄n ákǝrǝ (Q164p Heks),
panden draaien:
pãn drę̄ǝ (P115p Duras
[(als men begint in de voor van een pand)]
),
pɛ̄n drɛ̄n (Q002p Hasselt),
panden maken:
pān mā.kǝ (Q002a Godschei),
pān mākǝ (P049p Donk),
pān mǭkǝ (P107a Rummen),
perken draaien:
pɛ.rǝkǝ drɛ̄n (Q002p Hasselt),
rabatten bouwen:
rabatǝ bǫu̯ǝ (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
ruggen maken:
røgǝ mãkǝ (L312p Neerpelt)
|
Panden zijn delen van een akker van gelijke of ongelijke grootte. Men ploegde in panden met name in de herfst. Ook in de tuinbouw is het gebruik bekend. Bij het ploegen in panden ontstaat er meestal een rug in het midden en in elk geval een diepe voor aan de zijkanten van het pand. Men ploegde een akker in panden a) als hij laaggelegen of vochtig was en - indien vlak geploegd - het overtollige water niet kwijt kon worden, b) als men er verschillende gewassen op wilde verbouwen, c) als de akker erg breed was en er dus bij de normale manier van ploegen veel tijd en arbeid verloren ging met het slepen over de lange wendstroken, d) als men te weinig mest had (in arme streken) om de akker in één keer te kunnen ploegen. Het ploegen in panden gebeurde meest met een niet-wentelbare of niet-keerbare ploeg. [N 11A, 130b; N 11, 48 + 49 + 53 add.; JG 1b + 1c + 2c add.; A 33, 1 + 16b add.; monogr.]
I-1
|