31008 |
inplak |
balleer:
balleer (L387p Posterholt),
balplek:
balplek (L267p Maasbree),
inleg:
inleg (K278p Lommel),
ęnlęx (Q083p Bilzen),
inplek:
emplɛk (L163a Milsbeek),
enplak (L265p Meijel, ...
Q001p Zonhoven),
inplekstukje:
enplɛkstø̜kskǝ (L267p Maasbree),
inplekzooltje:
enplɛkzǭlkǝ (L293p Roggel),
opvulling:
opvulling (Q121c Bleijerheide, ...
L421p Dilsen),
opvulsel:
opvulsel (K278p Lommel, ...
Q001p Zonhoven),
opvęlsǝl (Q083p Bilzen),
plekzooltje:
plɛkzǭlkǝ (L293p Roggel),
talon:
talǫn (Q121c Bleijerheide),
voorvoetstukje:
vø̄rvōtstø̜kskǝ (L267p Maasbree),
vulsel:
vølsǝl (Q253p Montzen),
ziel:
zil (Q018p Geulle),
ziǝl (Q253p Montzen),
zieltje:
ziǝlšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt waarmee men holtes opvult, die ontstaan door oneffenheden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur. Volgens de informant van Q 253 bestaat de ziel uit twee dunne stukjes hard leer, op elkaar los ingewerkt tussen de bal van de hak. Deze worden er ingewerkt om de schoen te laten kraken. [N 60, 91; N 60, 172a; N 60, 172b]
II-10
|