e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaak bak: ba.kə (Moresnet), bakke (Kelmis), bakkə (Eys), bàkə (Kerkrade), bakkeknook: bakkeknoak (Kerkrade), bhakkəknaurə (Vaals), Aan de zijkant.  bàkəknò:oek (Bleijerheide), bakkes: bakkes (Herten (bij Roermond), ... ), bàkəs (Arcen), kaak wordt volgens de informant niet gebruikt.  bakkes (Roggel), Meer voor wang.  bàkkəs (Berg-en-Terblijt), geschaar: gescheeër (Nuth/Aalbeek), geschie-èr (Meerssen), geschier (Maastricht), Voor beide kaken tesamen.  gəši̯ɛr (Echt/Gebroek), kaak: (kaak) (Venray), ka:k (Hasselt, ... ), ka:kən (Overpelt), kaak (Afferden, ... ), kaak? (Linne), kaake (Amby, ... ), kaaken (Blerick), kaakŭ (Puth), kaakə (Hout-Blerick), kaaək (Borgharen), kak (Bokrijk, ... ), kake (Boekend, ... ), kaken (Bergen, ... ), kaoeke (Gronsveld), kaok (Caberg), kaoïk (Gronsveld), kāā-ək (Wijlre), kāāk (Arcen, ... ), kāk (Halen, ... ), kākĕ (Herten (bij Roermond)), kākə (Pey), kāōk (Oirlo), koaak (Sint-Lambrechts-Herk), kowək (Paal), koëk (Vliermaalroot), koôk (Kortessem), koək (Gingelom, ... ), kōək (Beverst), kōͅ.kə (Genk), kōͅk (Hees, ... ), koͅ:k (Mielen-boven-Aalst), koͅək (Achel), kàk (Gingelom), kàək (Maaseik), ká:k (Arcen, ... ), kák (Beesel, ... ), káák (Afferden, ... ), kâkə (Maastricht), Brutaal: moelbakkes.  kaken (Gerdingen), i.e. het been.  kōͅk (Tongeren), Opgave:  koken (Mopertingen), Recenter.  kaak (Blerick), Vooraan.  kìn (Bleijerheide), kaaksbeen: kaaksbein (Meeswijk), kaaksbieën (Eksel), kakement: kakement (Grathem, ... ), kakemènt (Berg-en-Terblijt), Ruwer.  kakement (Koningsbosch), Voor beide kaken tesamen.  kākəment (Echt/Gebroek), kakenbeen: kakebeen (Venray), kiefer (du.): ki.vər (Raeren), ki:fər (Eynatten), kiefer (Kerkrade), kievər (Vaals), kieuwen (uitsl. mv.): kīĕvə (Pey), O. zn (uitsl. mv): kaken.  kieëwe (Tungelroy), kin: kin (Reijmerstok), kënn (Vaals), kinnebak: (kinnenbak) (Panningen), kenəbak (Lanklaar), kinnebak (Buggenum, ... ), kìnəbàk (Merkelbeek), kinnebakkes: kìnnəbakkəs (Heel), kìnnəbàkkəs (Born), kits: kìtš (Bocholtz, ... ), B.v. ig houw oug in de kits.  kìtš (Nieuwenhagen), koon: koên (Tungelroy), kum: kym (Val-Meer), kummik: kummik (Puth, ... ), onderkaak: unger kaak (Schinveld), raak: ra-kə (Wijlre), raache (Vaals), raak (Doenrade, ... ), rake (Jabeek, ... ), rāk (Reuver), ráak (Herten (bij Roermond)), Mv.  rákĕ (Oirsbeek), rakel: rachel (Bleijerheide), wang: wang (Bree, ... ), waŋ (Beverlo, ... ), waŋə (Lommel), Vlezig deel.  waŋ (Tongeren) een kaak (Fr. joue) [ZND A2 (1940sq)] || gedeelte van de kaak, waarin de tanden zitten || kaak [DC 02 (1932)], [N 10b (1961)] || koon [kaak] || Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)], [Lk 05 (1955)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1