e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsendover domper: d`r dumper (Klimmen), der dumper (Klimmen), domper (Achel, ... ), doomper (Meerssen), dr domper (Gulpen), dumper (Baarlo, ... ), domptorentje: dómpteurensje (Maastricht), doofhoedje: doefhudje (Jeuk), doufheudje (Beesel, ... ), dover: doever (Meijel), douver (Geleen, ... ), dover (Nieuwenhagen, ... ), hoedje: met het hoedje  kēͅrsəstoͅk meͅt ət hy(3)̄kən (Neerpelt), kaarsendemper: keersendemper (Maastricht, ... ), kaarsendomper: kaarsendoomper (Zonhoven), kaassendômper (Diepenbeek), kaersedomper (Oirlo), kaersendömper (Geulle), karsedoemper (Opglabbeek), karsendoemper (Opglabbeek), karsendomper (Eksel, ... ), karsədompər (Meijel), kasəndoempər (Hoeselt), keersendomper (Uikhoven, ... ), kerse domper (Sevenum), kersedumper (Holtum), kessədoempər (Loksbergen), kjassendomper (Eigenbilzen, ... ), kàssendoemper (Sint-Truiden), kèèrse-dômper (Schimmert), kaarsendover: kaersedoeever (Oirlo), kaersedouver (Reuver), kaese douver (Thorn), kaessedouver (Heel), karsedoeever (Hechtel), karsedouver (Bocholt), karsendauver (Venlo), karsendoeever (Peer), kearsedouver (Lutterade), keerse-dover (Maastricht), kersedouver (Roggel), kersendoeever (Merselo, ... ), kaarsenhoedje: kééëtsehŭtje (Nieuwenhagen), kaarsenhorentje: ət kɛətsəhøənkə (Montzen), kaarsensmoker: de kassesmoekker (Tongeren), kaarsensnuiter: kassesneuter (Heers), kaarsenuitmaker: kersenoetmaker (Baarlo), kaarssnuiter: keerssnutter (Boorsem), snuiter: sjnuuter (Epen), snoater (Eksel, ... ), snouweter (Tessenderlo) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] || De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3