30025 |
kalk blussen |
(kalk) blussen:
blysǝ (P179p Aalst, ...
P188p Hoepertingen,
K353p Tessenderlo),
blysǝn (K315p Oostham),
blyǝsǝ (K317p Leopoldsburg),
blø.sǝ (Q187a Heugem),
bløsň (K278p Lommel),
bløsǝ (K358p Beringen, ...
P176b Bevingen,
L360p Bree,
P115p Duras,
Q198p Eijsden,
L360a Gerdingen,
L165p Heijen,
K316p Heppen,
K360p Heusden,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
Q028p Jabeek,
L316p Kaulille,
P187a Kuttekoven,
P051p Lummen,
L372p Maaseik,
P176a Melveren,
Q177p Millen,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
P176p Sint-Truiden,
Q020p Sittard,
K353p Tessenderlo,
L318b Tungelroy,
P172p Wilderen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
bløsǝn (L282p Achel, ...
L316p Kaulille,
K278p Lommel,
K315p Oostham,
L313p Sint Huibrechts Lille),
bløšǝ (Q011p Boorsem, ...
Q198p Eijsden,
Q007p Eisden,
Q021p Geleen),
blø̄sǝ (L209p Merselo),
blø̄šǝ (Q162p Tongeren),
blø̄šǝn (Q013p Uikhoven),
blø̜sǝ (L327p Beegden, ...
Q019p Beek,
P055p Kermt,
Q111p Klimmen,
Q099p Meerssen,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
P176p Sint-Truiden,
Q197a Terlinden,
Q097p Ulestraten,
L289p Weert),
blø̜šǝ (Q111p Klimmen
[(weinig water)]
),
blɛsǝ (Q072p Beverst
[(om te metsen)]
, ...
Q083p Bilzen,
Q003p Genk,
Q002p Hasselt,
L364p Meeuwen
[(veld)]
,
L368p Neeroeteren),
blɛšǝ (Q072p Beverst),
(kalk) lessen:
lesǝ (Q198p Eijsden, ...
Q167p Koninksem,
L265p Meijel,
P176a Melveren,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
P121p Ulbeek,
Q164a Widooie,
P118a Wijer),
lesǝn (L416p Opglabbeek),
lešǝ (Q033p Oirsbeek),
løsǝ (L360p Bree, ...
L360a Gerdingen,
P057p Kuringen,
L372p Maaseik,
L364p Meeuwen,
L163p Ottersum,
L420p Rotem,
L210p Venray),
løšǝ (Q009p Maasmechelen, ...
L387p Posterholt,
Q012p Rekem),
lø̜̄sǝ (L217p Meerlo),
lø̜̄šǝ (Q009p Maasmechelen),
lø̜jšǝ (Q259p Lontzen),
lø̜sǝ (L191p Afferden, ...
L250p Arcen,
L245a Castenray,
L164p Gennep,
L246p Horst,
L211p Leunen,
L372p Maaseik,
L209p Merselo,
L245p Meterik,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L416p Opglabbeek,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen,
P192p Voort,
Q172p Vroenhoven,
L213p Well,
L215a Wellerlooi),
lø̜šǝ (Q035p Brunssum, ...
Q203p Gulpen,
Q121p Kerkrade,
Q117a Waubach),
lējsǝ (Q241p Rutten),
lēsǝ (L290p Panningen),
lēšǝ (Q207p Epen),
lē̜j.sǝ (Q156p Borgloon),
lē̜sn (Q001p Zonhoven),
lē̜sǝ (L355p Peer),
lē̜ǝsǝn (Q071p Diepenbeek),
lęjsǝ (L269p Blerick, ...
Q071p Diepenbeek,
Q074p Kortessem,
Q240p Lauw,
Q166p Vechmaal,
Q078p Wellen),
lęjšǝ (Q254p Henri-Chapelle, ...
Q259p Lontzen,
Q204a Mechelen),
lęsň (K278p Lommel),
lęsǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L295p Baarlo,
L327p Beegden,
L300p Beesel,
Q083p Bilzen,
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
Q198p Eijsden,
L320a Ell,
Q003p Genk,
Q193p Gronsveld,
L356p Grote-Brogel,
L249p Grubbenvorst,
L320c Haler,
L328p Heel,
L291p Helden,
L330p Herten,
L320p Hunsel,
L298p Kessel,
L379p Laak,
L289b Leuken,
L248p Lottum,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
L209p Merselo,
L382p Montfort,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L380p Ohé,
L355p Peer,
L299p Reuver,
L266p Sevenum,
L385p Sint Odilienberg,
Q187p Sint Pieter,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L246a Swolgen,
L270p Tegelen,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L289p Weert),
lęšǝ (Q102p Amby, ...
Q103p Berg / Terblijt,
Q011p Boorsem,
L434a Broeksittard,
L426p Buchten,
Q027p Doenrade,
L430p Einighausen,
Q202p Eys,
Q018p Geulle,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L429p Guttecoven,
Q110p Heek,
Q105p Heer,
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
Q104a Limmel,
Q016p Lutterade,
Q099p Meerssen,
Q196p Mheer,
Q022p Munstergeleen,
L427p Obbicht,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
Q117b Rimburg,
Q098p Schimmert,
Q030p Schinveld,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
Q278p Welkenraedt),
lɛ ̞sǝn (L282p Achel, ...
L286p Hamont,
L316p Kaulille,
L315p Kleine-Brogel,
L312p Neerpelt),
lɛ.jsǝn (Q078p Wellen),
lɛsň (P048p Halen),
lɛsǝ (P179p Aalst, ...
L282p Achel,
P120p Alken,
Q077a Alt-Hoeselt,
L297p Belfeld,
K358p Beringen,
Q072p Beverst
[(voor het plakwerk van de muren)]
,
Q083p Bilzen,
L317p Bocholt,
L323p Buggenum,
L381p Echt,
Q086p Eigenbilzen,
L353p Eksel,
L419p Elen,
Q004p Gelieren Bret,
P186p Gelinden,
P175p Gingelom,
L366p Gruitrode,
L352p Hechtel,
P197p Heers,
Q094p Hees,
P121a Herten,
L292p Heythuysen,
Q077p Hoeselt,
L325p Horn,
L414p Houthalen,
P219p Jeuk,
L316p Kaulille,
P055p Kermt,
L315p Kleine-Brogel,
P057p Kuringen,
K317p Leopoldsburg,
L211p Leunen,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q089p Martenslinde,
L364p Meeuwen
[(bouw)]
,
L209p Merselo,
P193p Mettekoven,
P183p Mielen-boven-Aalst,
Q177p Millen,
L319p Molenbeersel,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L418p Niel-bij-As,
Q197p Noorbeek,
L415p Opoeteren,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
L290p Panningen,
Q161p Piringen,
Q194p Rijckholt,
Q168a Rijkhoven,
Q158p Riksingen,
Q093p Rosmeer,
P052p Schulen,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
P054p Spalbeek,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
Q197a Terlinden,
K353p Tessenderlo,
L271p Venlo,
L210p Venray,
P192p Voort,
P211p Waasmont,
Q078p Wellen,
P172p Wilderen,
P177p Zepperen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
Q001p Zonhoven,
Q168p ɛS-Herenelderen),
lɛšǝ (Q029p Bingelrade, ...
Q035p Brunssum,
L431p Dieteren,
Q207p Epen,
Q202p Eys,
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen
[(veel water)]
,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
Q196p Mheer,
L382p Montfort,
Q248p Remersdaal,
Q099q Rothem,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q116p Simpelveld,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
Q208p Vijlen,
Q117a Waubach),
lɛ̄sǝ (L291p Helden),
lɛ̄šǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide,
Q222p Vaals),
kalk aanlengen:
kalǝk˱ ānlęŋǝ (Q088p Lanaken),
kalk dempen:
kalǝk dɛmpǝ (Q121c Bleijerheide),
kalk ontlaten:
kalǝk˱ ǫntlǫjtǝ (Q180p Mal),
lossen:
lǫšǝ (Q010p Opgrimbie),
uitbranden:
ūt˱brɛnǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Water toevoegen aan kalkoxyde. Men onderscheidt het droogblussen en het natblussen. Het droogblussen geschiedt onmiddellijk nadat de kalk uit de oven komt. Daartoe spreidt men de kalk in een laagdikte van ongeveer 10 cm uit en besproeit het geheel met ongeveer 1/3 van de hoeveelheid aan water waarbij de gehele massa voortdurend met de schop wordt omgezet. Wanneer de kalk goed met water is verdund, wordt ze op een hoop gezet teneinde de warmte, die zich bij het blussen ontwikkelt, te behouden. Doorgaans laat men de massa één etmaal doorblussen. Droogblussen levert ongeveer 1,3 maal de oorspronkelijke hoeveelheid kalk op. Bij het droogblussen valt de kalk in een uiterst fijn, volkomen droog poeder uiteen. Bij het natblussen worden de kalkkluiten in een bak met drie tot vier maal hun gewicht aan water overgoten. Met de kalkhouw wordt de kokende massa omgezet. Komt er geen damp meer omhoog en blijven geen droge resten meer aan de schop zitten, dan laat men de kalkmelk weglopen in een kuil. Daar verstijft de dunne pap door het wegzakken van het water in de bodem. Na afdekking met een dunne zandlaag is het kalkdeeg onbeperkte tijd houdbaar. In de volgende lemmata wordt vooral het natblussen behandeld. Zie voor de fonetische documentatie van '(kalk)' het lemma 'Kalk'. [S 16; N 30, 31; L 27, 58; monogr.]
II-9
|