26246 |
kamnagels |
kammenpennen:
kɛm`pęnǝ (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
kammenpinnen:
kampǝp ̇en (L330p Herten),
kampinnen:
kampenǝ (L164p Gennep),
pennen:
pęn (K353p Tessenderlo),
pęnǝ (L430p Einighausen),
pɛnǝ (L316p Kaulille),
pinnen:
p ̇en (Q112p Voerendaal),
penǝ (L265p Meijel
[(enkelvoud: pen)]
, ...
L289p Weert),
(enk)
pen (L374p Thorn),
scheren:
sxiǝrǝ (L211p Leunen),
slekken:
slɛkǝ (P051p Lummen),
sloten:
šløt (Q204a Mechelen),
sluitpennen:
šlūtpęnǝ (L292a Maxet),
sluitpinnen:
sluǝtpenǝ (L289p Weert),
slūtpenǝ (L319p Molenbeersel),
spietjes/spijtjes:
spikǝs (P051p Lummen, ...
K357p Paal)
|
De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m]
II-3
|