e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kans chance (fr.): sjans (Merkelbeek), sjoa͂s (Sint-Truiden), sjôos (Tongeren), Bij dat meëdsje haste überhaup jing sjans  sjans (Bleijerheide, ... ), geluk: geløͅk (Venlo), kans: gelieke kans (Melick), gōi kans (Venlo), ka.ns (Zonhoven), kaa.ns (Zonhoven), kaans (Epen, ... ), kans (Amby, ... ), kans høͅbə (Blerick), kans make (Venlo), kāns (Gennep, ... ), kà.ns (Meeswijk), kàns (Lommel, ... ), kààns (Hamont), kâns (Meeuwen, ... ), verklw. ke.nske iech gië.f ze e klee ke.nske vir te wènne: Volgens mij hebben ze een klein kansje om te winnen  ka.ns (Hasselt), kansje: kenske (Vlodrop), keͅnskə (Eys, ... ), risico: risico (Weert), ruimte: ri-jmte (As, ... ) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] || kans || kans, geluk, meevaller || kans, mogelijkheid || kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)] || Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-2