28440 |
kastdeksel |
dak:
dāk (L384p Herkenbosch, ...
Q253p Montzen),
dǭk (Q177p Millen),
dek:
dęk (L210p Venray),
dekplankje:
dękplɛŋkskǝ (L330p Herten),
deksel:
deksel (L282p Achel, ...
L333p Asenray / Maalbroek,
L421p Dilsen,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek,
L381b Peij,
L374p Thorn),
dēksǝl (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
dęksǝl (Q019p Beek, ...
L428p Born,
Q071p Diepenbeek,
L371a Geistingen,
Q113p Heerlen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L246p Horst,
L372p Maaseik,
L265p Meijel,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L271p Venlo,
L289p Weert),
dɛksǝl (P120p Alken, ...
Q253p Montzen,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
scheel:
scheel (K353p Tessenderlo),
sxięl (L414p Houthalen),
sxēl (K317a Kerkhoven)
|
Een dekplank of dak op de kast die de bovenste kamer moet afdekken. Een dergelijk dak beschut bijen, broed en voorraad voor regen en wind. De plank heeft de oppervlakte van de broedkamer. Ze moet bijenruimte boven de ramen laten. Een combinatie van dekplank en bijenuitlaat is mogelijk maar dan moet het gat voor de uitlaat niet in het midden maar zo dicht mogelijk bij een der ramen zitten. [N 63, 10j; N 63, 10k; Ge 37, 25]
II-6
|