24183 |
kiekendief |
blotser:
Frings
bloͅtsər (Q156p Borgloon),
buizerd:
buizerd (Q198b Oost-Maarland),
duivenman:
Frings
doͅu̯vəman (Q004p Gelieren/Bret),
duivenpiet:
duivenpiet (L319p Molenbeersel),
hennendief:
henədif (L316p Kaulille),
henəndif (K278p Lommel),
hennenschelm:
Frings
heͅnəšɛlm (Q004p Gelieren/Bret),
kiekendief:
keekendeef (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
kēͅjkədeͅjf (Q002p Hasselt),
kiekedeef (Q203p Gulpen),
kiekendie-ief (L164p Gennep),
kiekendief (L246p Horst),
kikədif (L265c Beringe, ...
L265e Koningslust,
L265p Meijel),
kĭĕkedief (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
doorgaans Frings, soms eigen spelling
kiʔəndif (K314p Kwaadmechelen),
vdBerg; omgesp.
kīkəndīf (P176p Sint-Truiden),
klamper:
klamper (K318p Beverlo),
klampər (Q001p Zonhoven),
alle roofvogels zijn klampers
klampər (L314p Overpelt),
circus aeruginosus
klāmpər (L286p Hamont),
geldt voor alles vogels van groep 11: vr. 82 tot en met 87. Frings, omgesp.
klampər (K278p Lommel),
kuikendief:
kukedief (Q251p Gemmenich),
kuukedeef (L297p Belfeld, ...
L322p Haelen,
L330p Herten (bij Roermond),
L325p Horn,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
L329p Roermond,
L293p Roggel,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
kuukedéf (Q255p Kelmis),
kuukendeef (Q095p Maastricht, ...
L318b Tungelroy),
kūūkendeef (L322p Haelen),
kūūkədeef (L289p Weert),
køͅi̯kədef (L372p Maaseik),
Frings; half lang als lang omgespeld
kykəndēf (L422p Lanklaar),
kuikenpiet:
kuikenpiet (L319p Molenbeersel),
kuikenschelm:
kaikəšeͅləm (Q162p Tongeren),
IPA, omgesp.
kø͂ͅi̯kəžɛləm (Q072p Beverst),
rietwouw:
reetwouw (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
reêtwaw (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
BtS 67
reêtwaw (L287p Boeket/Heisterstraat),
sperwer:
spêlver (Q083p Bilzen),
stootkop:
stootkop (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel),
stoötkop (L377p Maasbracht),
stūətkop (L369p Kinrooi),
stootsvogel:
sjtōētsvōēgel (Q035p Brunssum),
što‧tsfōͅ:gəl (Q252p Moresnet),
stootvogel:
sjtotvōēgel (Q117a Waubach),
takraaf:
takraaf (L378p Stevensweert),
als 77 (kraai)
takraaf (L378p Stevensweert),
valk:
valk (Q086p Eigenbilzen, ...
Q100p Houthem,
Q100p Houthem,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
L372p Maaseik,
Q196p Mheer),
zilvervalk:
zilvervalk (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
zwijmeltje:
zwiməlkə (L265p Meijel)
|
kiekendief || kiekendief, bruine — || kiekendieven (± 47 langere staart en smallere vleugels dan buizerd [086]; slome kringetjesdraaiers; steeds laag boven grond; nest op de grond; bruine en grijze soorten; sommige in rietland of moeras, andere op de hei; ook wel eens op de trek [N 09 (1961)] || kuikendief, blauwe || kuikendief, bruine || kuikendief, grauwe
III-4-1
|