e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kien! halt?: hoolt (Rijkhoven), ho: Vgl. Diepenbeek Wb., pag. 99: houw, stop (voor paard)?  hou (Diepenbeek), jeu: [sic]  jeu (Tongeren), kiem: kiem (Achel, ... ), kim (Heerlen, ... ), Uitroep bij het kinespel, wanneer men gewonnen heeft.  kiem (Kerkrade), kien: gewonne! ich hem ein kin (Ellikom), ich hem ən kīn (Hamont), ken (Beverlo, ... ), kieen (Brunssum), kien (Amby, ... ), kiĕn (Maastricht), kin (Alken, ... ), kinn (Eigenbilzen), kīn (Eigenbilzen, ... ), Afl. kienen.  kin (Wellen), Als het rijtje heel bezet is.  kin (Mechelen-aan-de-Maas), B.v. ich hem kien, ché mer out en betaolt!.  kiĕn (Genk), Bij t kinnen, lottospel, speelt men voor een volle kaart of voor een rij. Als er 4 getallen op één rij bezet zijn, roept men kàddêrm (quaterne), 5: kin (quinque)"(J. Frère, L.V., II, 212).  kïn (Tongeren), Fr. quinaire: door 5 deelbaar.  kin (Geistingen), Fr. quine vijf nummers op n rij) (ook > A.N.).  kïn (Tongeren), Fr. quine.  ken (Meeswijk), Het rijtje op één na bezet heet kokkederm.  kin (Neeroeteren), Ik heb kien (kienspel).  kin (Hamont), Kin (h)èbbe: van Fr. quine.  kin (Hasselt), Kin! Ik heb vijf juiste kienbolletjes op een rij (kienspel).  kin (Kortessem), NB kienbùlleke: kiendopje (bij kienspel  kien (Zolder), niet 1 rij, maar de hele kaart  kien (Reuver), Sam. -spel, -doos, -avond, -partij, -club.  kin (Kanne), Sub kieme.  kien! (Nederweert), Sub kin, (2).  ken zijn (Niel-bij-St.-Truiden), Sub kinne.  kin (Kortessem), Sub kinne: Ich haw driemaol kin.  kin (Echt/Gebroek), t blokje meet nr. 1 op heet men: t pinneka van Flork.  kin (Tongeren), Uitroep bij het kienen: alle nummers op één regel of de hele kaart vol.  kien (Swalmen), Van Fr. quine.  kien (Zonhoven), Van het fr. "quinaire": door vijf deelbaar.  kin (Gronsveld), Vijf cijfers.  kin (Kortessem), Vijf nummers op één rij.  kin (Tongeren), Wanneer vier cijfers vol zijn: ketärm.  keͅn (Stokkem), Wanneer vier kaarten bezet zijn: kakken-derm !  kin (Opitter), Z. ook holem.  kien (Maastricht), rij: ig heb rie (Meeuwen), ri (Neerglabbeek), uit: ech beͅn uōͅwət (Houthalen), ex sen oͅwət (Zonhoven), ich ben out (Maaseik), ich bén aut (Millen), oowet (Diepenbeek), uit (Sint-Lambrechts-Herk), vijfde, een ~: enne vijfde (Diepenbeek), vol: vol (Montenaken, ... ) 1. Kien! Bingo! Uitroep bij het kienspel om aan te geven dat men de 5 nummers op een rij heeft. || 1. Uitroep bij het kienspel. || 2. Kienspel. || [2]. Uitroep wanneer men kien heeft bij het kienspel. || [I]. Uitroep bij het kienspel als men een kaart vol heeft. || [Kien]. || Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Het kienspel gewonnen hebben. || II. Kienspel, lottospel. || III. Uitroep bij kien- of lottospel. || Kien (kienspel). || Kien! || Kien, t.w. uitroep bij het kienspel, als men het eerst de vijf nummers ener rij op een kienkaart vol heeft. || Kien: 1. Kien (d.i. vijf nummers op een rij) in het kienspel. || Kien: 1. Vijf nummers op een rij van een kienkaart. || Kien: ik heb kien = ik heb de vijf nummers op een rij van de kienkaart vol. || Kin. || Lottospel. [ZND m] || Quine: Het kienspel. || Quine: Kien; (uitroep bij het kien- of lottospel). || Quine: rij van 5 nummers bij lotto. || Uitroep bij het kienspel wanneer men de vijf nummers op een rij heeft. || Uitroep bij het kinnen of kienen, als men vijf nummers op een rij heeft. || Uitroep bij volle kaart van volksvermaak. || Vijf op n rij [kienspel]. || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)] III-3-2