32634 |
kipploeg |
balanceerploeg:
balǝnsēr[ploeg] (Q099q Rothem),
balansploeg:
bala.ns[ploeg] (Q121c Bleijerheide, ...
Q191p Cadier,
Q039p Hoensbroek,
Q192p Margraten,
Q033p Oirsbeek,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten,
Q112p Voerendaal,
Q117a Waubach),
balāns[ploeg] (Q192p Margraten),
bǝla.ns[ploeg] (L248p Lottum),
diepbouwer:
dēp˱bǫu̯ǝr (Q014p Urmond),
kipploeg:
kep[ploeg] (L292p Heythuysen, ...
L321p Neeritter),
kip[ploeg] (L192b Aijen, ...
Q211p Bocholtz,
Q191p Cadier,
Q027p Doenrade,
L322p Haelen,
L291p Helden,
L246p Horst,
L265b Kronenberg,
L248p Lottum,
Q192p Margraten,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L115p Mook,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald,
L268p Velden),
tiefbauer:
tīf˱bǫu̯ǝr (Q116p Simpelveld),
wipploeg:
wep[ploeg] (Q192p Margraten, ...
Q116p Simpelveld)
|
Onder kip- of balansploeg wordt verstaan een ploeg met twee ploegbalken, die onder een hoek tegenover elkaar staan en in het midden gesteund worden door een kar met een groot wiel, dat "door de voor" en een kleinwiel, dat "op de voor" loopt. Tijdens het ploegen is een van beide ploeglichamen in werking, terwijl het andere in de lucht hangt. Aan het einde van het stuk wordt de ploeg niet gekeerd, maar omgewipt: men trekt het ene ploeglichaam uit de grond, waardoor het andere aan de grond komt. Wel moet bij het draaien van de paarden de dubbele trekketting onder het kleine landwiel worden doorgehaald. [N 11, 30 + 32e add.; N 11A, 74; monogr.]
I-1
|