e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleindochter achterdochter: axtərdoͅxtər (Munstergeleen), achterkind: axtərkeͅntj (Munstergeleen), enkel (du.): eenkel (Vijlen), cf. VD D-N s.v. "Enkel  inkel (Schaesberg), énkəl (Welkenraedt), enkelin (du.): (ouderwets).  enkeling (Doenrade), mar.: kleindochter!!  èntjeling (Sittard), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening cf. VD D-N s.v. "Enkel"(kleinzoon, - kind), "Enkelin"(kleindochter), "Enkelkind", "Enkelsohn", "Enkeltochter  inkəling (Valkenburg), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening cf. VD D-N s.v. "Enkelin"(kleindochter)  inkəling (Valkenburg), grootvadersmeidje: grutvadersmadje (America), kind van mijn dochter: kiendj van mien dòchter (Heythuysen), kindskind: kénskeend (Hamont), kleindochter: klaandochter (Tessenderlo), klaendaochter (Castenray, ... ), klaʔndòchtər (Lanklaar), kleedogter (Heerlen), kleendochter (Heerlen, ... ), kleendochtər (Koningsbosch), kleendouchter (Wellen), kleendóchtər (Martenslinde, ... ), kleendóóchtər (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), klei(n)dochter (Maastricht), kleindochter (Amby, ... ), kleindochtər (Amby, ... ), kleindoogter (Sevenum), kleindouchter (Ospel, ... ), kleindouchtər (Vliermaal), kleindōchter (Lottum, ... ), kleindōēchter (Heusden), kleindóchtér (Koninksem), kleingdochter (Eijsden), klejndóchtər (Sint-Truiden), klendaochter (Castenray, ... ), klendoachter (Oirlo, ... ), klendochter (Middelaar), klendòchter (Merselo), klendòchtər (Sint-Truiden), klendôochtər (Sint-Lambrechts-Herk), klendöther (Rimburg), klengdaoter (Kerkrade), klengdochter (Welten), klengdogtər (Sint-Geertruid), klengdouweter (Welkenraedt), kleêndochter (Afferden), klēndōchter (Wanssum), klēndoͅxtər (Oirsbeek), kleͅi̯ndoxtər (Maastricht), kleͅi̯ndōͅxtər (Maastricht), kleͅi̯ndoͅxtər (Bingelrade, ... ), kliendochter (Oirlo), klingdautər (Eys), klèndochter (Geysteren), klènduchter (Geysteren), klèndóóchtər (Lommel), klèndöchter (Siebengewald), klèngdochter (Wijlre), kléjndaochtər (Hoepertingen), kléjndouchtər (Vechmaal), kléjndòchtər (Rekem), kléjndóchtər (Maaseik, ... ), kléndaochtər (Hamont), klééjndóchtər (Opglabbeek), klééndaochter (Leunen), klééndòchtər (Vlijtingen), gebruiken hiervoor meest Duitse of Hollandse woorden  klingdooweter (Vijlen), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  kleindochtər (Valkenburg), meestal wordt het woord omschreven  klingdochter (Heerlen), weinig gebruikt  kleindochter (Pey), zelden gebruikt  kleindochter (Sevenum), zeldzaam  kleindochter (Heythuysen), kleindochtertje: kleͅi̯ndø͂ͅxtərkə (Maastricht), kleinkind: kleekink (Nieuwenhagen), kleekənt (Riksingen), kleinkienk (Grubbenvorst), kleinkindj (Grathem), kleinkink (Maasbree), klenkiend (Venray), kleͅi̯keͅnjt (Stein), kleͅi̯nkēnt (Maastricht), klingkink (Kerkrade), maagdje van mijn maagdje: omschrijven  ’t megje van mijn megje (America), meid, mijn -: mĭĕn méjt (Hamont), meidje van mijn jong: ət mēͅtjə van minə joŋ (Geulle) kleindochter [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] || kleinkind [SGV (1914)] || kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2