31318 |
klemhaak |
bankhaak:
baŋk(h)uǝk (Q083p Bilzen),
baŋkhǭk (L291p Helden, ...
L290p Panningen,
Q116p Simpelveld,
Q005p Zutendaal),
klembeugel:
klɛmbȳjǝl (Q121b Spekholzerheide),
klemhaak:
klɛmhǫak (Q113p Heerlen),
klɛmhǭk (P176b Bevingen, ...
L217p Meerlo,
L321p Neeritter,
L216a Oostrum,
Q099q Rothem,
L289p Weert),
krombek:
kromp˱bɛk (Q111p Klimmen
[(ook recht)]
)
|
Werktuig dat dient om een werkstuk op het werkbankblad vast te zetten. In de eenvoudigste uitvoering bestaat het uit een schacht waarop bijna haaks een arm is aangebracht. Om een werkstuk te klemmen wordt de schacht door een gat in het blad van de werkbank gestoken waarna het geheel met een hamer wordt vastgetikt. Zie ook afb. 56. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij de arm scharnierend aan de schacht is bevestigd. Aan één uiteinde van de arm is dan een klemplaat aangebracht, aan het andere een draadspil. Door de draadspil aan te draaien wordt de klemplaat met grote kracht aangedrukt. [N 33, 289]
II-11
|