e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klink gulp: gø̄lp (Meijel), kip: kip (Montfort, ... ), kipplank: kipplaŋk (Tungelroy), klik: klek (Ell, ... ), klink: kleŋ (Sevenum), kleŋk (Bleijerheide, ... ), klink (Baarlo, ... ), klēŋk (Boorsem), klęjŋk (Sint-Truiden), klęŋ (Voerendaal), klɛŋk (Eupen), klip: klep (Herten, ... ), kruk: krøͅk (Eupen), lijf: lif (Kerkrade), liǝf (Baarlo, ... ), losse plank: losse plank (Jabeek), muts: muts (Heiselt, ... ), op een klink treden: op˱ eŋ kleŋk tręǝnǝ (Kerkrade), pruim: pruǝm (Maasbree), prūm (Thorn), val: val (Bilzen), vazel: fāsǝl (Heel), vazel (Altweert), vāzǝl (Houthalen), wip: wep (Beek, ... ), wøp (Haler), wipper: wepǝr (Leunen), wipplank: wepplāŋk (Ottersum), wipplank (Heythuysen), wøpplaŋk (Venlo) Een baan vast veen die in één keer afgegraven moet worden, omdat het de eerste baan is door de strook tussen twee wijken heen. [II, add.] || klink || kruecke, thuerklinke || Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.] || Vrouwelijk geslachtsdeel. [N 76, 15] I-12, II-4, II-9, III-2-1