31014 |
klophamer |
hamel:
hǭmǝl (Q086p Eigenbilzen),
hamer:
hamer (L115p Mook),
hamǝr (Q121c Bleijerheide),
hāmǝr (L421p Dilsen, ...
K278p Lommel,
Q253p Montzen),
klophamer:
klophāmǝr (L421p Dilsen, ...
Q018p Geulle),
klǫphamǝr (Q121c Bleijerheide),
klǫphāmǝr (L291p Helden, ...
L293p Roggel),
leerhamer:
leerhamer (Q001p Zonhoven),
lę̄rhamǝr (Q121c Bleijerheide),
schoestershamer:
sxustǝrshāmǝr (L163a Milsbeek),
šustǝrshāmǝr (Q117a Waubach),
šustǝšhāmǝr (Q253p Montzen),
staart:
stę̄rt (Q086p Eigenbilzen),
zware hamel:
zwawrǝn hǭmǝl (Q083p Bilzen)
|
De zwaardere hamer met ietwat ronde kop waarmee men het leer klopt, met name de loopzool. Het kloppen doet men ook wel met de gewone schoenmakershamer. [N 60, 97a; N 60, 183b; N 60, 241a] || Kleine ijzeren hamer voor het maken van drijfwerk. Zie ook afb. 158 en het lemma "drijven". Volgens de respondent uit L 291 had de hamer een vlakke ronde kop en een in een afgeronde punt uitlopende pen. [N 66, 7c]
II-10, II-11
|