27419 |
klos |
bobijn:
bobin (L289p Weert),
bobīn (Q284p Eupen),
bombɛ̄n (K353p Tessenderlo),
bǝbin (L292a Maxet),
garenklos:
gārǝklos (L266p Sevenum),
garenspoel:
gārǝnspōl (L371p Ophoven),
klos:
klos (L269b Boekend, ...
L320a Ell,
L289b Leuken,
L163p Ottersum,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
klō.s (L290p Panningen),
klōs (L291p Helden),
kwetshout:
kwetšhōt (Q255p Kelmis),
pijp:
pīp (L321p Neeritter, ...
L368p Neeroeteren,
Q098p Schimmert),
rol:
rol (Q111p Klimmen),
spoel:
spōl (Q197p Noorbeek),
špōl (Q039p Hoensbroek, ...
Q099p Meerssen),
spoeltje:
špø̄lkǝ (L429p Guttecoven)
|
Het garenklosje met snaarschijf aan de spil van de vleugel waarop de spindraad gedraaid wordt. [N 34, B14; N 34, B17] || Stuk hout dat bij zeer sterke druk achter of onder de stijl of achter de kap werd geslagen. De klos ving de eerste druk op en zo werden de stijl of de kap gespaard. [monogr.]
II-4, II-7
|