e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielen een kniebuiging maken: kneibuiging maken (Peer), knielen: kneeje (Maastricht), kneele (Baarlo, ... ), kneelen (Guttecoven), kneelə (Maastricht), kneile (Nieuwstadt, ... ), knele (Gulpen, ... ), knelen (Uikhoven), knēēle (Maastricht, ... ), kniele (Baarlo, ... ), knielen (Achel, ... ), knielle (Beesel, ... ), knielə (Hoeselt), knielən (Loksbergen), knieële (Mechelen-aan-de-Maas), knilə (Meijel), knīēle (Maastricht), knílle (Boorsem), ziech kneele (Wijk), knien: [vgl. Du. knien knielen.]  (zich) knijje (Hoensbroek), kneije (Bocholtz, ... ), knejə (Montzen), kni-je (Nieuwenhagen), kni-jje (Waubach, ... ), knieje (Klimmen), knijje (Klimmen, ... ), knĭjje (Nieuwenhagen), zich kni-je (Nieuwenhagen), ziech kneie (Kerkrade), neerknielen: neerknielen (Sint-Huibrechts-Lille), op de knien gaan zitten: op de kneeje gaon zitte (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), oppe kneen gaon zitte (Montfort), zich op de knien zetten: zich oppe knejen zette (Uikhoven) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] || Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3