28923 |
knoopsgatenbeitel |
beiteltje:
bęjtǝlkǝ (Q088p Lanaken),
doorslag:
doorslag (Q003p Genk),
duǝršlāx (Q111q Ransdaal),
dø̜rslǭx (Q083p Bilzen),
dōrslāx (Q015p Stein),
dōrslǭx (Q165p Hopmaal),
dōršlāx (L428p Born),
gaatjesijzer:
gø̜̄tjǝsīzǝr (Q007p Eisden),
houwpijp:
hǫwpip (Q095p Maastricht),
knoopsgatenbeitel:
knǫwpsgātǝbęjtǝl (L381p Echt, ...
L271p Venlo),
knoopsgatenbeits:
knǫwpsgātǝbęjtš (L433p Nieuwstadt),
knoopsgatentang bet een beitel:
knypsgã.tǝta.ŋ bę nǝ bē.tǝl (K361p Zolder),
knoopsgaterbeitel:
knǫwps˲gātǝrbęjtǝl (L368p Neeroeteren, ...
L270p Tegelen),
knoopsgaterbeiteltje:
knǫwpsgātǝrbęjtǝlkǝ (L330p Herten),
knoopskoterbeitel:
knuǝpskūtǝrbīǝtǝl (Q083p Bilzen),
knoopslokbeitel:
knopslǫkbētǝl (Q253p Montzen),
knoopslokerbeitel:
knopslūkǝrbęǝtǝl (Q200p s-Gravenvoeren),
knopslǭkǝrbitǝl (Q197p Noorbeek),
knǫwpslǭkǝrbęjtǝl (Q016p Lutterade),
prengel:
pręŋǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Instrument voor het uitponsen van knoopsgaten. Elk beiteltje heeft de grootte van een knoopsgat; men moet er dus verschillende hebben al naar gelang de grootte van de knoopsgaten (Papenhuyzen III, pag. 12). De informant van Q 83 merkt op dat veel kleermakers in plaats van de knoopsgatenbeitel vroeger de knoopsgatentang gebruikten. [N 59, 29a]
II-7
|