34186 |
koningskop |
de rooie:
dǝ rui̯ǝ (P107a Rummen),
dop:
dop (Q018p Geulle),
draag:
drax (Q202p Eys, ...
Q113p Heerlen),
drāx (Q039p Hoensbroek),
dracht:
draxt (Q204a Mechelen),
het rood:
ǝt rōt (L163p Ottersum),
kalverkrop:
kalvǝrkrop (Q019z Geverik/Kelmond),
kan:
kan (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q196p Mheer,
Q197p Noorbeek,
Q099q Rothem,
Q101a Sibbe / IJzeren,
Q197a Terlinden),
kittelaar:
hetǝlar (Q009p Maasmechelen),
koning:
kineŋ (Q004p Gelieren Bret),
koning (Q009p Maasmechelen),
kyǝneŋ (Q006p Leut),
køneŋ (Q009p Maasmechelen),
køǝneŋ (Q006p Leut),
kø̄neŋ (K361a Boekt Heikant, ...
L421p Dilsen,
Q198p Eijsden,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
Q088p Lanaken,
Q095p Maastricht,
Q099q Rothem),
kø̄ǝneŋ (L424p Meeswijk),
kø̜̄ǝneŋ (P189p Rijkel),
kø̜neŋ (Q020p Sittard),
koningenkop:
kø.neŋǝkop (Q180p Mal),
koningsbol:
kyǝneŋsbǫl (Q006p Leut),
koningskop:
kiǝneŋskop (L366p Gruitrode),
koningskop (L291p Helden, ...
L371p Ophoven,
L290p Panningen,
L271p Venlo),
kyneŋskǫp (L372p Maaseik),
kyǝneŋskǫp (Q006p Leut),
køneŋskop (L215p Blitterswijck, ...
L247z Broekhuizenvorst,
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
kø̄neŋskop (L295p Baarlo, ...
L320a Ell,
L291p Helden,
L330p Herten,
L292p Heythuysen,
L298p Kessel,
L377p Maasbracht,
L382p Montfort,
L427p Obbicht,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L290p Panningen,
L266p Sevenum,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
kø̄neŋskǫp (K357p Paal, ...
L423p Stokkem),
kø̜̄neŋskop (L324p Baexem, ...
L322p Haelen,
L291p Helden,
L292p Heythuysen,
L377p Maasbracht),
kø̜neŋskop (L269p Blerick, ...
L381p Echt,
L318b Tungelroy),
kōneŋskop (L290p Panningen),
koninkje:
kø̄neŋkskǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kroonkop:
krūnkop (Q112p Voerendaal),
roos:
roos (L364p Meeuwen),
ruǝs (L324p Baexem, ...
L366p Gruitrode,
L291p Helden),
ry.s (L364p Meeuwen),
rȳs (L364p Meeuwen)
|
Uitstulping van de schede in de vorm van een vuistgrote, roze bol. Bij een onvolledige prolapsus vaginae komt een klein deel van schede, namelijk meestal de bovenwand, als een vuistgroot, rood gezwel voor de dag (Berns, blz. 76). Bij een volledig prolapsus vaginae komt de gehele schedewand min of meer te voorschijn. [N 52, 30b; N 3A, 97; N 52, 30a; N 48A, 44a, 44b, 54a en 54d; monogr.]
I-11
|