e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koof keuvel: = 61b (mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje])  kø͂ͅvəl (Lommel), Bolmuts <gebreid>.  keuvel (Caberg), koof: Algemeen woord voor muts.  kuəf (Kwaadmechelen), Cfr. infra [015: slaapmuts voor de vrouw]  kuəf (Tessenderlo), Hoedje met linten onder de kin.  kôf (Leopoldsburg), i.e. [met] of muts.  kuwəf (Beringen), Id. 039c, maar kleiner.  kuwəf (Paal), Van Dale: koof (<Fr.), (gew.) 1. vrouwenmuts.  kof (Kermt), koof (Oirlo, ... ), kuf (Eisden), Zie 32:h) en 33:a). Andere betekenissen: - muts met linten die boven op het hoofd werden vastgebonden - klein mutsje, meestal in donkere kleur, gedragen onder een andere muts.  kuəf (Beverlo), zie afbeelding 35  kuwəf (Halen), kuif: betekenis: haarwrang op achterhoofd  koef (Puth), betekenis: opgebonden haarknot  koeef (Herten (bij Roermond)), Geen hoofddeksel, maar omhooggestoken haar.  [ku.f} (Teuven), Haarknot.  koef (Chèvremont), pij: Pij van mannelijke kloosterling.  pijj (Maastricht) koof, kovel, keuvel, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [koof] [N 26 (1964)] III-1-3