31503 |
kookbeitel |
beitel:
bɛjtǝl (P219p Jeuk),
caleerbeitel:
kalęjrbęjtǝl (P176b Bevingen),
drijfbeitel:
dręjf˱biǝtǝl (Q083p Bilzen),
drīf˱bęjtǝl (L382p Montfort),
kookbeitel:
kōk˱bęjtǝl (L159a Middelaar),
kǫk˱bęjtǝl (L213p Well),
kǫwk˱bęjtǝl (L321p Neeritter),
kǭk˱bęjtǝl (L330p Herten),
matbeitel:
mat˱bęjtǝl (Q099p Meerssen
[(met ronde kop)]
),
pletbeitel:
plęt˱bęjtǝl (Q095p Maastricht),
stembeitel:
štɛmbēsǝl (Q121p Kerkrade, ...
Q121b Spekholzerheide),
zetstamper:
zętštampǝr (Q108p Wijnandsrade)
|
Koudbeitel of volder waarmee de naden tussen twee ijzeren of stalen platen of de randen van een klinknagelkop worden dichtgeslagen. Op deze wijze ontstaat een afsluiting die water- en gasdicht is. Zie ook afb. 183. Volgens de invuller uit Q 121b werd dit werk met behulp van de pin van de hamer gedaan. [N 33, 118]
II-11
|