31179 |
koudsmid |
ajusteur:
ažǝstø̜̄jr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
ɛ̃žǝstø̜̄jr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
koudsmid:
kasmēt (P120p Alken),
kātšm ̇ēt (L270p Tegelen),
kǭtsmiǝt (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L289p Weert),
kǭtsmēt (L289h Boshoven, ...
L288p Nederweert,
L288a Ospel),
schlosser:
šlǫsǝr (Q121p Kerkrade
[(de term wordt ook gebruikt voor een slotenmaker)]
)
|
Smid of werkman in smederijen die metaal in koude toestand met vijl, beitel, hamer, boor, schraper, draadsnijwerktuigen, draaibank, etc., bewerkt. Zie ook het lemma "bankwerker" in WLD II. 5, pag. 46 en de toelichtingen bij de lemmata "koperslager" en "blikslager". [monogr.]
II-11
|