32645 |
kouterslot |
band:
bant (Q002c Bokrijk),
beugel:
bȳgǝl (Q117p Nieuwenhagen),
kluister:
klūstǝr (Q121c Bleijerheide),
kouterschroef:
kǫu̯tǝršrūf (L321p Neeritter),
kouterslot:
kǫu̯.tǝršlō˱.t (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
ring:
rē̜i̯ŋ (P222p Opheers),
slot:
slōǝt (L314p Overpelt),
slǭt (L248p Lottum)
|
Soms werd het kouter, als de ploeg op het veld bleef staan, tegen diefstal beveiligd met een slot. Dit gebruik was echter verre van algemeen bekend. Wel bekend, doch met onbekende benaming, was het slot in L 290. In Q 162 werd het kouter ter plaatse in de grond verstopt. Als slot kon dienen een stang evenwijdig aan de ploegbalk, een hangslot, een band, beugel of ring. [N 11, 37; N 11A, 140c]
I-1
|