e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruissteek hennesteek: henǝstīk (Bilzen), kruisesteek: krøšǝstēk (Meijel), kruisjessteek: kri-jskǝsstēk (As), kryskǝsstēk (Achel, ... ), krȳskǝsstēk (Bocholt), krøskǝsstēk (Hopmaal, ... ), krøskǝsstījk (Hoepertingen), krø̜skǝsstē.k (Zolder), krājskǝsstīk (Bilzen, ... ), kręskǝsstēk (Schulen), kruissteek: krajsstik (Tongeren), kruissteek (Genk, ... ), krysstēk (Echt, ... ), krysstę̄k (Milsbeek), krysštēk (Meerssen, ... ), krytsstēk (Venlo), krytsštik (Born), krytsštiǝk (Montzen, ... ), krȳsstēk (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), krȳsštiǝk (Eijsden), krȳsštēk (Lutterade, ... ), krȳtssteǝk (Maasbree), krȳtsštēk (Herten, ... ), krȳtsštę̄k (Roggel), krøtsstiǝk (s-Gravenvoeren), krøtsštēk (Schinnen), krøtsštīk (Doenrade), krøšstēk (Meijel), krøšstę̄k (Meijel), krø̄sstik (Diepenbeek), krø̄sstēk (Herderen, ... ), krø̜tsštex (Bleijerheide), krø̜tsštiǝk (Ransdaal), krēsstik (Eigenbilzen), kręjsstik (Bilzen), kręjsstīk (Bilzen, ... ), kruisstreek: krytsštriǝk (Heerlen) Bepaalde steek die men volgens de informant van Q 253 toepast bij het herstellen van barsten in het bovenwerk. Arras (II, pag. 198) zegt hierover: "De kruissteek wordt meestal gelegd op leder, dat gekloven of gebersten is b.v. een gekloven bovenleder waar noch stuk, noch nieuw voorblad mag ingezet worden." En over de maakwijze merkt hij op: "Om een goeden kruissteek te plaatsen, nemen we een zeer fijn draadje en een fijne els. We beginnen aan het uiteinde van de kloof en steken altijd over en weer, d.w.z. nu op den enen en dan op den anderen kant der kloof." Zie afb. 16. [N 60, 112c] || Steek waarbij de draad kruislings komt te liggen. Volgens Van Dale (s.v. ø̄kruissteekø̄) gelijk aan de flanelsteek. Zie ook het lemma ɛflanelsteekɛ. Volgens informanten gebruikt men deze steek om de naad plat af te werken (L 163), voor de zoom van mantels of dikke stof (L 298a), om de zoom vast te zetten (L 299) en om iets vast te maken aan de binnenkant (K 353). Zie afb. 36.' [N 59, 64; N 62, 15c; N 62, 16a] II-10, II-7