29611 |
laag klei |
bank leem:
baŋk lēm (Q083p Bilzen
[(100 tot 120 cm breed)]
),
baŋk lęjm (L381p Echt),
bāŋk lęjm (Q095p Maastricht),
kwartszand:
kwē̜rs˲zanjt (L322a Nunhem),
laag leem:
luǝx lēm (Q083p Bilzen),
lǭx lē̜jm (L290p Panningen),
lǭx lęjm (L322a Nunhem, ...
L270p Tegelen),
leemlaag:
lęjmlǭx (Q111p Klimmen),
stol leem:
ētǫl lēm (Q211p Bocholtz)
|
Kleilaag waarvan men stenen vormt, nadat de grondstof op de juiste manier is bewerkt. Het woordtype stol leem verwijst ernaar dat in Q 211 een berg in het heuvellandschap werd afgegraven. [N 98, 20; monogr.; N 98, 27 add.]
II-8
|