27798 |
langs de snoeren kijken |
de stonde doortrekken:
dǝ št˙ǫnt˲ dø.rǝxtrę.kǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
directie nagaan:
directie nagaan (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
directie nemen:
directie nemen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
inrichten:
enrextǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
inviseren:
e.nviziǝrǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Winterslag, Waterschei]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kijken of de richting goed is:
kīkǝ ǫf dǝ rexteŋ gōt es (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Domaniale]),
langs de koorden kijken:
laŋs dǝ kǭdǝ kikǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Maurits]),
langs de loden kijken:
laŋs dǝ luǝdǝ kikǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Wilhelmina]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
langs de snoeren kijken:
laŋs dǝ šnowrǝ kīkǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
laŋs dǝ šnø̄r kīkǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale]),
laŋs dǝ šnø̄ǝr kikǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
laŋs dǝ šnōrǝ kīkǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
langs het lood kijken:
laŋs ǝt lūǝt kikǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Willem-Sophia]),
op de kool werken:
op dǝ kǭǝl węrkǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
richten:
rextǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
, ... [Emma]
Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
richting doortrekken:
rexteŋ doǝrtrękǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
richting trekken:
rexteŋ trękǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma]),
rexteŋ trɛkǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
richtung doortrekken:
rixtuŋ dørxtrɛkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Kijken of de richting van de mijngang goed is. De richting moet naar het werkfront worden doorgetrokken. Voordat men hiertoe overgaat, controleert men eerst of de richting nog wel bruikbaar is. Daartoe bevestigt men drie richtingssnoeren. Hangen deze in een rechte lijn, dan wordt het derde snoer, dat uitsluitend voor controle dient, verwijderd. De richting wordt met behulp van de twee overige doorgetrokken. Daarvoor zijn drie man nodig: één die langs de snoeren kijkt, één die het tweede snoer belicht, terwijl de derde man een lamp voor het front hangt of vasthoudt. Hiervoor wordt bij voorkeur een benzinelamp gebruikt. De vlam wordt zodanig getemperd, dat zij vanaf de richtingssnoeren nog juist duidelijk zichtbaar is. Dit gebeurt om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te krijgen. De persoon die viseert geeft door bewegingen met de lamp naar links of naar rechts te kennen naar welke kant de lamp aan het front verplaatst moet worden (Driessen pag. 128-129). [N 95, 851]
II-5
|