e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lusje van de ceintuur bandlus: bandlus (Jeuk), ceintuurlus: ceintuurlusch (Heerlen), gordellus: [du. gürtel, rk]  guedellusch (Heerlen), lichette (fr.): lisjèt (Tongeren), lits: lits (Eisden), litsje: lisjke (Mechelen-aan-de-Maas), liske (Meijel), litske (Eisden, ... ), litskes (Houthalen), litskə (Hoepertingen), litskəs (Loksbergen), Aan het kledingstuk.  litske (Bilzen), lus: lus (Achel, ... ), lusj v.d. centuur (Schimmert), lusje (Neerpelt, ... ), lös (Valkenburg), lusje: luske (Lutterade, ... ), löske (Noorbeek, ... ), passantje (<fr.): Op de ceintuur. [Van Dale: I. passant (&lt;Fr.), 5. bandje, reepje, alleen aan de uiteinden vastgemaakt (aan een broekband b.v.) zodat er een riem, band onderdoor gestoken kan worden; - schouderbedekking aan uniformen]  e passàntsje (Bilzen), stropje: ströpje (Bleijerheide), Aan het kledingstuk.  strèpke (Bilzen), trensje: Is gemaakt van garen, dus klein. Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.  trenskə (Opglabbeek) Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)] III-1-3