e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maanblind paard (een) maanlichtige: mǭnlixtegǝ (Hasselt), (een) schele: sxē̜lǝ (Blerick), šē̜lǝ (Gemmenich), (het heeft een) blesoog: blęsǫu̯x (Heerlerheide  [(oog met een witte vlek)]  ), blɛsūǝx (Meijel), (het heeft een) glazeren oog: glāzǝrǝ ou̯. (Moresnet), (het heeft een) maanoog: muǫnǫu̯x (Tongeren), māu̯nōx (Halen), mōnūx (Sint-Truiden), mōǝnūx (Zelem), mǫu̯ǝnōx (Lommel), mǭnau̯x (Baarlo), mǭnux (Sevenum), mǭnuǝx (Hamont, ... ), mǭnōx (Ottersum), mǭnōǝx (Velden), mǭnőu̯x (Beverst, ... ), mǭnūx (Hasselt), mǭnūǝx (Venray), mǭnǫu̯x (Baexem, ... ), mǭnǭx (Hoensbroek), (het heeft een) meeloog: mēluex (Kwaadmechelen  [(meel wijst op de meelachtige of witte vlek)]  ), blind paard: blent pē̜ǝt (Tessenderlo), maanblind: moǝnblent (Herk-de-Stad), mǭnblent (Broekhuizenvorst, ... ), mǭnblentj (Swalmen), mǭnblēnt (Hees), maandblind: mǫntbleŋk (Bleijerheide), mǭnbleŋk (Mechelen), maandeblind: mndǝbleŋ (Moresnet), mǫndǝblēnt (Hombourg), mǭndǝblēnt (Remersdaal), maandoger: møntęi̯gǝr (Eigenbilzen), mǭntø̜i̯gǝr (Mheer, ... ), maandoog: mōǝntǫu̯x (Mechelen), maangek: mǭngɛk (Posterholt), maankijker: mōnkikǝr (Bokrijk), mōǝnkiǝkǝr (Neerpelt), mǭnkikǝr (Gronsveld), mǭnkīkǝr (Swalmen), maanlichter: muǫnlixt̯ǝr (Val-Meer), maanlichtig: mu̯ǫnlixtix (Tongeren), mǭnlextex (Hees), maanoger: mou̯ǝnēi̯gǝr (Beverst), mu̯ǫnǫu̯gǝr (Tongeren, ... ), mu̯ǭgǝr (Val-Meer), mōnuǝgǝr (Berverlo, ... ), mōnēgǝr (Genk), mōnūgǝr (Sint-Truiden), mōnūǝgǝr (Leopoldsburg, ... ), mōǝnø̜i̯gǝr (Diepenbeek), mǫu̯ǝnōgǝr (Lommel), mǭ.nø̄gǝr (Waubach), mǭnau̯gǝr (Baarlo), mǭnhȳǝgǝr (Achel  [(hypercorrecte h)]  ), mǭnugǝr (Hasselt), mǭnø̜̄gǝr (Heerlen, ... ), mǭnø̜i̯gǝr (Baexem, ... ), mǭnø̜i̯ǝr (Stokkem, ... ), mǭnęi̯gǝr (Bree, ... ), mǭnōgǝr (Afferden), mǭnǫu̯gǝr (Baexem), mǭǝnuǝgǝr (Hamont), maanogig: mǫǝnyxtix (s-Herenelderen), maanoogje: mǭnø̜xskǝ (Sevenum), maanschijter: mǫnsxē̜tǝr (Rummen), mǫnšitǝr (Neeritter), manekijker: mǭnǝkikǝr (Haelen), scheel: sxēǝl (Gingelom) Gezegd van een paard met een periodieke oogontsteking, gewoonlijk om de maand of na twee maanden. Het paard is dan lichtschuw en het hele oog vertoont ontstekingsverschijnselen: een sterke traanafscheiding en een roodachtige kleur van de bindhuid. De kwaal is gewoonlijk na twee à drie weken geweken, maar kan zich ook periodiek herhalen en tot blindheid leiden. De naam maanblindheid houdt verband met de vroegere mening, dat deze kwaal maandelijks, bij het op- en afgaan van de maan, terugkeerde. [A 48A, 38a; N 8, 62p en 90v] I-9