26588 |
malen |
malen:
malen (K357p Paal),
mā.lǝ (L372a Aldeneik, ...
L417p As,
L360p Bree,
L321a Ittervoort,
L316p Kaulille,
L370p Kessenich,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
L368p Neeroeteren,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
L371p Ophoven,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L361p Tongerlo),
mālǝ (L430p Einighausen, ...
L164p Gennep,
L330p Herten,
Q255p Kelmis,
L211p Leunen,
Q204a Mechelen,
L265p Meijel,
L319p Molenbeersel,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
Q099q Rothem,
Q020p Sittard,
L318p Stramproy,
L432p Susteren,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q112p Voerendaal,
L289p Weert,
Q201p Wijlre),
mǫǝlǝ (P120p Alken, ...
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
Q159p Broekom,
P184p Groot-Gelmen,
P195p Gutschoven,
Q160a Haren,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
P177a Ordingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q078p Wellen),
mǭ(ǝ)lǝ (Q077a Alt-Hoeselt, ...
P053p Berbroek,
Q072p Beverst,
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
P050p Herk-de-Stad,
Q077p Hoeselt,
P055p Kermt,
Q074p Kortessem,
P057p Kuringen,
P051p Lummen,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
Q075p Vliermaalroot,
Q079a Wintershoven),
mǭ.lǝ (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
Q003p Genk,
Q002a Godschei,
L414p Houthalen,
Q188p Kanne,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal,
Q082p Munsterbilzen,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
mǭlǝ (Q198p Eijsden, ...
Q284p Eupen,
P051p Lummen,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo),
mǭǝlǝ (Q241p Rutten),
pletten:
plɛtǝ (Q074p Kortessem),
walsen:
walsǝ (Q075p Vliermaalroot),
wrijven:
vręǝrǝ (Q077a Alt-Hoeselt),
vręǝvǝ (P050p Herk-de-Stad, ...
P057p Kuringen)
|
Graan fijnmaken met behulp van een molen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbreken, snijdenɛ. Het woordtype malen heeft in P 53, P 58, Q 77a en Q 83 naast de bovengenoemde algemene betekenis ook de specifieke betekenis ø̄de bewerking die de graankorrel ondergaat op het ɛmaalvlakɛ van de molensteenø̄. Vanderspickken (pag. 61) merkt daarover op: ø̄Als het graan tussen de maalstenen komt, wordt het eerst in het midden van de steen gebroken of gesneden en meer naar de buitenkant toe gewreven of gemalen.ø̄' [N O, 36a; JG 1a; Vds 4; Jan 8; Coe 8; Grof 17; monogr.] || Het verbrokkelen van de brokken erts in de wasserij. [monogr.]
II-3, II-4
|