32646 |
mestinlegger |
inlegger:
enleqǝr (L330p Herten),
mestafdoener:
męst˱ā.f˱dōnǝr (L317p Bocholt),
mestafkeerder:
męst˱āfkīǝrdǝr (L318b Tungelroy),
mestindoener:
męstendundǝr (K353p Tessenderlo),
mestinlegger:
mest˱enlęqǝr (L322p Haelen),
mestinsteker:
mestinstē̜kǝr (L163p Ottersum),
mestinstoter:
mestinstu ̞ǝtǝr (L209p Merselo),
męs˱ęi̯njstutǝr (P057p Kuringen),
mestrad:
mēstrat (L115p Mook),
mē̜strat (L286p Hamont),
męstrā.t (L292p Heythuysen),
mestrol:
męstrǫl (L416p Opglabbeek),
meststeekrad:
mēsstē̜krā.t (L248p Lottum),
russel:
russel (L321p Neeritter),
sleepketting:
slē̜i̯pkę ̞teŋ (L192b Aijen)
|
Wanneer er niet met een voorschaar geploegd hoefde te worden of wanneer de mest erg ruig was, kon men, als er geen "meststoker" ter beschikking was, de ploeg van een mestinlegger voorzien. Dat kon een rol of schijf zijn met een doorsnede van 25-30 cm, waaraan een aantal uitsteeksels of pinnen zaten. Zulk een rol werd in een schuine stand ofwel op de plaats van de voorschaar of het kouter onder de ploegboom aangebracht, ofwel achter aan de ploeg onder de staart bevestigd. Dit wiel, waarvan de pinnen de "harde voor" raakten, draaide tijdens het ploegen rond en trok de er onder gelegen mest in de voor. Het achter aan de ploeg bevestigde mestrad was wegens de scherpe uitsteeksels niet ongevaarlijk voor de er achter lopende ploeger en bemoeilijkte het keren. Als mestinlegger kon ook op de plaats van de voorschaar een ijzeren plaat worden aangebracht. Deze raakte de "harde voor" en schoof door zijn schuine stand de mest in de voor. Ook kon er achter of onder de ploeg een ketting worden aangebracht, zodanig dat hij de onder te ploegen mest in de voor sleepte. Van sommige van de hier genoemde termen is het niet duidelijk of ze het mestwiel dan wel de mestschuif betreffen. Men zie overigens ook de lemmata schijfkouter en voorschaar. [N 11A, 27; N 11 add.]
I-1
|