32857 |
molshopen verspreiden |
breiden:
brāi̯ǝ (K318p Berverlo, ...
K316p Heppen),
brēi̯ǝ (L414p Houthalen),
brē̜i̯ǝ (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
L355a Linde),
brē̜n (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
bręi̯ǝ (L371a Geistingen, ...
L416p Opglabbeek,
Q178p Val-Meer),
breken:
brai̯kǝ (L288a Ospel),
brē.kǝ (L289a Hushoven),
brēi̯kǝ (Q156p Borgloon),
brēi̯ǝkǝn (Q071p Diepenbeek),
brēkǝ (K358p Beringen, ...
P175p Gingelom,
L288p Nederweert,
P107a Rummen),
brēǝkǝ (Q156p Borgloon),
brēǝkǝn (L413p Helchteren),
brē̜.kǝ (Q077p Hoeselt),
brē̜kǝ (Q072p Beverst, ...
P048p Halen,
L314p Overpelt),
brękǝ (L282p Achel, ...
P044p Zelem),
bręǝkǝ (L159a Middelaar),
brīǝkǝ (Q002p Hasselt),
brɛkǝ (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
L247p Broekhuizen,
L325p Horn,
L289b Leuken,
L268p Velden,
L214p Wanssum),
slichten:
slextǝ (L266p Sevenum),
slēxtǝ (L265p Meijel),
šlextǝ (L330p Herten),
spreiden:
spręi̯ǝ (L429a Berg, ...
L320a Ell,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L322p Haelen,
L377p Maasbracht,
Q009p Maasmechelen,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
Q198b Oost-Maarland,
P222p Opheers,
Q098p Schimmert,
Q096d Smeermaas,
L432p Susteren,
Q197a Terlinden,
Q112b Ubachsberg,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg),
spr˙ęǝ (Q200p s-Gravenvoeren),
šprēi̯ǝ (Q033p Oirsbeek),
špręi̯ǝ (Q211p Bocholtz, ...
Q203p Gulpen,
L429p Guttecoven,
Q112a Heerlerheide,
L291p Helden,
L426z Holtum,
Q100p Houthem,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
Q032a Puth,
Q111q Ransdaal,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten),
špr˙ęǝ (Q247p Sint-Martens-Voeren, ...
Q247a Sint-Pieters-Voeren),
strooien:
strø̜̄i̯ǝ (L372p Maaseik),
uiteendoen:
otęǝndyn (P222p Opheers),
utē̜i̯ndǭn (L370p Kessenich),
uiteenspreiden:
ātīnspręi̯n (P176p Sint-Truiden),
uitereendoen:
utręi̯ndōn (L318b Tungelroy),
ūtǝrē̜i̯ndūn (L423p Stokkem),
uitereengooien:
ytǝrēngui̯ǝ (L215p Blitterswijck),
ȳtǝrē̜i̯ngyi̯ǝ (L366p Gruitrode),
ǫu̯tǝrē̜i̯ngui̯ǝ (Q004p Gelieren Bret, ...
L372p Maaseik),
uitereenhouwen:
utręi̯nhǫu̯ǝ (L288a Ospel),
uitereenslaan:
utri.ǝslǫ (L244c America),
uitereensmijten:
utręi̯.nšmī.tǝ (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
utǝręi̯nšmītǝ (L322a Nunhem)
|
Om te voorkomen dat de groei van de wei door de molshopen werd gehinderd en ook omdat het vee er last van had, werd de opgeworpen aarde van de molshopen verspreid. Dit gebeurde ofwel tijdens het slepen van de wei, met paard en weide- of sleepeg (zie aflevering I.1.2, p. 175-176), ofwel met handgereedschap. Dit laatste wordt in dit lemma behandeld. Voor alle opgaven geldt dat het voorwerp van het gegeven werkwoord "molshopen" is, vergelijk het voorgaande lemma. Zie ook het lemma ''mest verspreiden'' in aflevering I.1.1, p.15. Vaak hebben de zegslieden ook aangegeven welk gereedschap men voor dit werk gebruikte; dat zijn de schup in: K 278, 358, L 159a, 163, 163a, 163b, 164, 165, 211, 214, 215, 244c, 265, 266, 268, 269, 270, 271, 288, 288a, 289, 289a, 289b, 290, 291, 295, 314, 318b, 320c, 321, 321a, 322a, 324, 331, 331b, 332, 355, 366, 371a, 377, 387, 413, 420, 423, 425, 427, 432, P 107a, 175, 213, Q 2, 2b, 9, 14, 20, 32a, 72, 94b, 95, 98, 117a, 156, 178 en 204a; de "sjoet" of schuit %%(een platte schop zonder opstaande randen)%% in: L 265, 290, 322, 324, 332 en Q 14; de troffel %%(een grote schop)%% in: K 278, 314, 316, L 282, 286, 312, 355 en Q 4; de riek in K 316, 318, L 211, 265, 269, 282, 288, 291, 295, 326, 355, 372, 413, 423, 0426, 429, 429a, P 107a, Q 9, 14, 18, 22, 71, 78, 97, 98, 100, 111, 0122, 112b, 156, 193, 197, 197a, 198b, 204 en 204a; de schoffel in L 416, Q 121c en 178. [N 14, 81; monogr.]
I-3
|