28848 |
naaidraad |
draad:
drǭt (Q198p Eijsden, ...
L246p Horst,
Q095p Maastricht,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
driegdraad:
drixdrāt (Q003p Genk),
fijne draad:
fęjnǝ drǭt (L271p Venlo),
korte draad:
kortǝn drǭt (Q088p Lanaken),
korte vaam:
kǫrtǝ vām (Q015p Stein),
naaidraad:
nęjdrǭt (Q032p Schinnen),
nɛ̄jdrǫ (L265p Meijel),
trochelsvaam:
trǭxǝlsvǭm (Q111q Ransdaal),
vaam:
vām (Q121c Bleijerheide, ...
Q027p Doenrade,
L381p Echt,
Q007p Eisden,
Q021p Geleen,
L330p Herten,
Q016p Lutterade,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
Q253p Montzen,
L368p Neeroeteren,
L433p Nieuwstadt,
L270p Tegelen,
Q112p Voerendaal),
vē̜m (L330p Herten),
vǭm (Q083p Bilzen, ...
Q111q Ransdaal),
vaampje:
vē̜mkǝ (Q021p Geleen),
vadem:
vājǝm (Q200p s-Gravenvoeren)
|
Om te naaien gebruikt men een draad van niet te grote lengte. De lengte van de draad moet gelijk zijn aan de lengte van de onderarm (Gerritse, pag. 37) en mag niet langer zijn dan 50 à 60 cm (Papenhuyzen III, pag. 13). Een te lange draad is nadelig, omdat de draad door het veelvuldig doortrekken aan het einde slijt en minder sterk wordt. [N 59, 15; MW]
II-7
|