e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus muil: mul (Bleijerheide), muiltje: mylšǝ (Bleijerheide), naas: nās (Diepenbeek, ... ), naasstuk: nāsstø̜k (Maasbree), neus: n".s (Lummen), n"s (Hamont, ... ), na.s (Mechelen-aan-de-Maas), na:s (Sibbe/IJzeren), naa:s (Terwinselen), naas (Amby, ... ), naaz (Lanklaar), naos (Eijsden, ... ), nas (Bree, ... ), naàs (Wijchmaal), naäs (Houthalen), naës (Vaals), nā:s (Montzen, ... ), nāas (Houthalen), nāās (Bleijerheide, ... ), nāos (Zonhoven), nās (Bunde, ... ), nāz (Bocholt, ... ), nāəs (Houthalen, ... ), na͂s (Riksingen), neujs (Loksbergen), neus (Afferden, ... ), neūs (Middelaar), nēūs (Venray), no.əs (Hoepertingen, ... ), no:əs (Aalst-bij-St.-Truiden), noais (Vliermaal), noas (Eijsden, ... ), noaës (Bilzen), noes (Gelinden), nooës (Velm), nowəs (Hoepertingen), noës (Buvingen, ... ), noəs (Heers, ... ), nōs (Genk, ... ), nōəs (Bommershoven, ... ), nōͅs (Martenslinde, ... ), nŏ.əs (Mielen-boven-Aalst), noͅs (Bilzen), nu:s (Kinrooi), nà:s (Hasselt), ná.s (Haelen), ná:s (Amby, ... ), nás (Eygelshoven, ... ), náás (Gulpen), nâs (Hasselt, ... ), nóeͅs (Gelinden), nówəs (Veulen), nôes (Rosmeer), nôs (Borgloon, ... ), nös (Val-Meer), nø:s (Leunen, ... ), nøjs (Maastricht), nøs (Beringen, ... ), nø̄s (Hamont, ... ), nø̜js (Loksbergen), nø̜s (Tessenderlo), nøͅs (Sint-Huibrechts-Lille), [Paragraaf: lichaam]  naas (Boorsem), Gewoon.  nas (Opglabbeek), punt: pønjtj (Roggel), snuit: snāt (Jeuk), snuitje: snø̄tǝkǝ (Houthalen), teen: tiǝn (Montzen), tip: tep (Bilzen, ... ), tip (Genk), tøp (Doenrade), top: top (Dilsen), zinken naasje: tsenkǝ nɛ̄sjǝ (Bleijerheide) een neus [ZND B1 (1940sq)] || Een neusvormige uitstulping aan een afvoerbuis om deze op haken of beugels te doen rusten. Zie ook afb. 273. [N 64, 122b] || Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || Het voorste deel van een klomp. Zie ook afb. 257. [N 97, 37] || neus [DC 01 (1931)], [N 10 (1961)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)] II-10, II-11, II-12, III-1-1