e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet of niet goed voren (de ploeg) gaat der niet in: gęi̯t ˲dǝr nēt˱ en (Heythuysen), (de ploeg) gaat niet: gø̜t ni (Merselo), (de ploeg) heeft geen voet: (h)et ˲genǝ vut (Overpelt), (de ploeg) heeft niet grond genoeg: hęt nē.t ˲grǫ.nt ˲gǝnox (Niel-bij-As), (de ploeg) pakt niet: pakt ni (Mook, ... ), pę ̞kt nēt (Lottum), pękt ne (Horst), (de ploeg) staat niet goed: stęt ni ˲gūt (Mook), štęi̯t nēt ˲gōt (Heythuysen), (de ploeg) staat te eng: stęt tǝ eŋ (Siebengewald), (de ploeg) staat te gier: stęt tǝ gīr (Siebengewald  [(te breed)]  ), (de ploeg) vat niet: vet ni (Aijen), (de ploeg) wil niet grijpen: wel ni ˲gripǝ (Ottersum), (de ploeg) wilt niet pakken: welt nēt pakǝ (Rijckholt), boken: bǭkǝ (Peij  [(grof voren)]  ), bonken: bo ̝ŋkǝ (Peij  [(synoniem met boken)]  ), de mest stropt zich: dǝ męs štrø̜p(t) ˲zex (Gronsveld), het mest stroopt: hǝt męst strei̯.pt (Beverst), hǝt męst strē.pt (Heesveld-Eik, ... ), hǝt męst stręi̯.pt (As, ... ), hǝt męst strɛi̯.pt (Zutendaal), het mest stropt: hǝt mø̜.st strǫpt (Zonhoven), hǝt mę.st strǫpt (Godschei), het mest stropt op: hǝt męi̯st strǫpt˱ ǫp (Diepenbeek), het mest zet hem vast: hǝt mø̜st ˲zęt ǝm vast (Houthalen), het mest zet zich omhoog: hǝt męst ˲zet ˲zex˱ ǝmūx (Genk), het schaar(d) is bot: ǝt sxārt˱ es˱ bot (Lottum), ǝt sxǭr es bot (Mook), ǝt šā.r es˱ bo.t (Simpelveld), het stropt: hǝt strǫpt (Oostham, ... ), niet gronden: ni grǫnjǝ (Zonhoven), ni grǫnǝ (Houthalen), ni grǫn̂ (Zonhoven), op zijn kop gaan staan: ǫp ˲zǝnǝ kǫp ˲gǫ štuǝ (Cadier), paren: pārǝ (Margraten  [(de ene voor hoger opploegen dan de andere)]  ), ruggen bouwen: røgǝ bǫu̯ǝ (Mook  [(te hoog)]  ), strepen: strē.pǝ (Diepenbeek), stropen: strei̯pǝ (Beverst), strīpǝ (Godschei), strē.pǝ (Genk, ... ), stręi̯pǝ (As, ... ), strɛi̯pǝ (Zutendaal), stropen maken: štrø̄ ̞pǝ mãkǝ (Margraten  [(vooral bij het keren - de ploeg werkt de voor niet volledig om maar laat een strookje daarvan "hard" liggen)]  ), tweevoren: twiǝvōrǝ (Ell  [(voren van ongelijke hoogte maken)]  ) Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.] I-1