26280 |
niet in elkaar grijpen |
achterkammen:
achterkammen (L211p Leunen),
axtǝrkamǝ (L372p Maaseik),
de kam is niet goed:
dǝ kamp es nī gūt (P188p Hoepertingen),
diep werken:
dēp węrǝkǝ (L289p Weert),
kraken:
krǭ.kǝ (Q188p Kanne, ...
Q181p Sluizen),
niet kammen:
ni. kamǝ (Q241p Rutten),
ni. kemǝ (Q162p Tongeren),
nē.t kamǝ (Q095p Maastricht),
niet ten goede in het werk lopen:
nēt tǝ gō.j en t wɛrk lø̜jpǝ (L362p Opitter),
opeen pakken:
ǫpin pakǝ (Q240p Lauw),
ǫpę̄.n pakǝ (Q088p Lanaken, ...
Q162p Tongeren),
overkammen:
ø̄vǝrkɛmǝ (L330p Herten),
stoten:
stu.tǝ (Q088p Lanaken, ...
Q180p Mal),
stō.tǝ (Q240p Lauw),
te diep vatten:
tǝ dip ˲vatǝ (L265p Meijel
[(bij overkruien)]
),
vastkammen:
vastkamǝ (L370p Kessenich),
verlopen:
vǝrlø̜j.pǝ (L368p Neeroeteren),
vervonderen:
vǝrvǫnjǝlǝ (L374p Thorn),
voorbijlopen:
vø̄rbęjlōpǝ (L211p Leunen),
wringen:
vriŋǝ (Q188p Kanne)
|
Gezegd van kammen en staven, respectievelijk raderen die niet goed in elkaar grijpen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛin elkaar grijpenɛ.' [Jan 114; Coe 88; Grof 111]
II-3
|