id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26303 | nok van de kleine spil | kop: kop (Meijel), kǫp (Herten, ... ), nok: nǫk (Helden), rijnhuis: ri.nhu.s (Weert), ręjnhūs (Maxet), spilletje: spilǝkǝ (Kaulille), taatskop: tātskǫp (Leunen), weerkant: wērkant (Rothem) | Het vierkante bovenstuk van de kleine spil dat bij vast werk in het rijngat valt. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛkop van het staakijzerɛ.' [N O, 16b; A 42A, 22] II-3 |