31036 |
omloper |
achteromrand:
achteromrand (L421p Dilsen),
geschalmd stuk:
gǝšalmt štøk (L293p Roggel),
gestift stuk:
gǝšteft štøk (L293p Roggel),
hoofdstuk:
hōfstø̜k (L267p Maasbree),
omhulsel:
omhulsel (K278p Lommel),
omloop:
ømlōf (Q121c Bleijerheide),
omloper:
omloper (L163a Milsbeek),
omlø̄pǝr (L293p Roggel),
ømluǝpǝr (L265p Meijel),
rand:
rant (L163a Milsbeek, ...
Q253p Montzen)
|
Het riempje dat, na geschift of geschalmd te zijn, in hoefijzervorm met tacks wordt vastgeslagen en op welke basis men de hak laag voor laag opbouwt. De hiel van de voet is van onderen bol, zodat de hak daar enigszins hol moet zijn. Deze lichte welving wordt bereikt door als bovenste laag van de hak een plat afgeschifte reep leer rondom te leggen in de vorm van een hoefijzer (Liedmeier, pag. 18). Zie afb. 51. [N 60, 128a]
II-10
|