25621 |
ongaar stuk deeg |
bank:
baŋk (L270p Tegelen),
bāŋk (L163p Ottersum),
derf:
dęrf (P177p Zepperen),
dęrǝf (Q002p Hasselt),
dɛrf (L317p Bocholt, ...
L372p Maaseik,
P176p Sint-Truiden,
P056p Stokrooie),
dɛrv (L312p Neerpelt),
dɛrǝf (K278p Lommel),
tɛrf (P176b Bevingen),
derf van binnenst:
dęrf van bønǝs (Q083p Bilzen),
geklonterd:
gǝklǫntǝrt (K359p Koersel),
gekweernd brood:
gǝkwērt brōǝt (L377p Maasbracht),
geslijmd:
gǝslīmdj (L318b Tungelroy),
geweid:
gǝwē̜dj (L318b Tungelroy),
half gaar:
hāf gār (Q018p Geulle),
klef:
klɛf (L250p Arcen),
klets:
klɛtš (Q021p Geleen),
knets:
knętš (L330p Herten),
knɛtš (L432a Koningsbosch),
kwast:
kwast (P176a Melveren),
kweernt:
kwē.rt (L383p Melick),
kwērt (L331p Swalmen),
niet gaar:
nēt gār (Q191p Cadier),
niet genoeg gerezen:
nēt gǝnōx gǝrēzǝ (L269p Blerick),
ondoorbakken:
ondørbakǝ (Q082p Munsterbilzen),
ondoorbakken brood:
ondurbakǝ brut (Q003p Genk),
riem:
riǝm (L299p Reuver),
rēm (Q198p Eijsden, ...
Q202p Eys,
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
Q113p Heerlen,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
L269a Hout-Blerick,
Q095p Maastricht,
Q198b Oost-Maarland,
Q012p Rekem,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten,
Q112p Voerendaal,
Q204p Wittem),
rīm (Q072p Beverst),
riempje:
remkǝ (L291p Helden),
sik:
sek (K314p Kwaadmechelen),
slijpsteen:
šlīpštę.jn (L383p Melick),
te week:
tǝ wēk (P177p Zepperen),
wei:
wē̜j (L318b Tungelroy),
ziel:
.zī.l (Q117a Waubach),
ziel (Q036p Nuth),
zil (L265p Meijel, ...
Q112b Ubachsberg),
zięl (Q019p Beek),
ziǝl (Q038p Amstenrade, ...
Q121c Bleijerheide,
Q035p Brunssum,
Q121p Kerkrade,
L270p Tegelen),
zēl (Q035p Brunssum, ...
L427p Obbicht,
Q020p Sittard),
zīl (Q121e Kaalheide, ...
Q204p Wittem),
zīǝl (Q113p Heerlen, ...
Q028p Jabeek,
L321p Neeritter,
Q030p Schinveld)
|
Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.]
II-1
|