27155 |
op hopen zetten |
beteenscharren in middelbarige hoppers:
bǝdiǝnsxęi̯rǝ in [middelbarige hoppers] (P176a Melveren),
bijeenreken tot groter hoopjes:
bīē̜i̯nrē̜kǝ tǫt grű̄tǝr hęi̯pkǝs (L366p Gruitrode),
bijeensmijten:
bēi̯ęnsmītǝ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
dobbelopperen:
dǫbǝlǫpǝrǝ (L332p Maasniel),
grote heukels maken:
[grote heukels] mākǝ (K358p Beringen, ...
L312p Neerpelt),
grotere oppers maken:
[grotere oppers] mākǝ (L324p Baexem),
halve mijten maken:
[halve mijten] mǭkǝ (Q077p Hoeselt),
halve oppers maken:
[halve oppers] mākǝ (L288p Nederweert),
heukelen:
hȳ.kǝlǝ (L317p Bocholt),
hø̄kǝlǝ (K318p Berverlo),
hī.ǝkǝlǝ (L360p Bree),
hoopjes maken:
hø̄pkǝs mǭkǝ (Q077p Hoeselt),
hopen:
hø̄pǝ (Q112z Ten Esschen),
hø̜i̯pǝ (Q098p Schimmert),
hopen maken:
hyp mākǝn (L413p Helchteren),
hȳǝp mā.kǝ (L282p Achel),
ø̜̄yp mākǝ (L422p Lanklaar),
hopperen:
høpǝlǝ (Q193p Gronsveld, ...
Q100p Houthem),
in grote oppers zetten:
en [grote oppers] ˲zetǝ (L331b Boukoul, ...
L371a Geistingen,
L331p Swalmen),
in halve huisten zetten:
in [halve huisten] zetǝ (L325p Horn),
in oppers zetten:
en [oppers] ˲zę.tǝ (L314p Overpelt),
en [oppers] ˲zętǝ (L270p Tegelen),
kleine mijten maken:
klęi̯nǝ mītǝ mākǝ (L289p Weert),
meteenscharren:
mętē̜i̯nšārǝ (Q162p Tongeren),
mijten:
mē̜ǝtǝ (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden, ...
P222p Opheers),
omhoogopperen:
ǫmūxǫpǝrǝ (L282p Achel),
op grote heukels trekken:
ǫp [grote heukels] trękǝ (Q004p Gelieren Bret),
op halve huisten zetten:
ǫp [halve huisten] zetǝ (L331p Swalmen),
op halve mijten zetten:
ǫp [halve mijten] zętǝn (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek),
op heuken zetten:
op [heuken] zętǝ (L369p Kinrooi),
op hooihuisten doen:
ǫp hø̜i̯ūstǝ dūn (L423p Stokkem),
op hopen zetten:
op hø̄p zetǝ (Q255p Kelmis),
ǫp [hopen] zętǝ (Q156p Borgloon, ...
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
op oppers zetten:
ǫp [oppers] ˲zętǝ (Q002p Hasselt, ...
P222p Opheers),
opeenzetten:
ǫpɛ̄nzɛtǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
opheukelen:
ǫphēkǝlǝ (L355p Peer),
ophooien:
uphūi̯ǝ (K316p Heppen),
ophopen:
ǫphø̜i̯pǝ (Q097p Ulestraten),
ǫphǫu̯pǝ (Q020p Sittard),
ǫpȳpǝ (P176p Sint-Truiden),
ophopperen:
ǫphø̜pǝlǝ (Q032a Puth),
opopperen:
upǫpǝrǝn (K314p Kwaadmechelen),
ǫpø̜pǝrǝ (Q009p Maasmechelen, ...
L373p Roosteren),
ǫpǫpǝrǝ (L289a Hushoven, ...
L329p Roermond,
P044p Zelem),
opperen:
øpǝrǝ (L386p Vlodrop),
ø̜pǝrǝ (L291p Helden, ...
L372p Maaseik,
Q197p Noorbeek,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L386p Vlodrop),
ǫpǝrǝ (L295p Baarlo, ...
P175p Gingelom,
L322p Haelen,
L286p Hamont,
L321a Ittervoort,
L289b Leuken,
L377p Maasbracht,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
Q198b Oost-Maarland,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
Q098p Schimmert,
Q117a Waubach),
oppers maken:
ǫpǝrǝ mākǝ (L370p Kessenich),
oppertjes zetten:
[oppertjes] ˲zętǝ (L288a Ospel),
opscharren:
ǫpsxārǝn (K359p Koersel),
weerhopperen:
wɛrhø̜pǝrǝ (L429a Berg),
weeropperen:
wērø̜pǝrǝ (L211p Leunen),
wērǫpǝrǝ (L382p Montfort, ...
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
węrǫpǝrǝ (L426z Holtum, ...
L427p Obbicht,
L420p Rotem),
wɛrǫpǝrǝ (L330p Herten, ...
L322a Nunhem),
weeroppers maken:
[weeroppers] mākǝ (L432p Susteren, ...
L214p Wanssum)
|
Het bijeenwerken in hopen die aanzienlijk groter zijn dan heukelingen, maar nog niet zo groot als oppers. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hoop, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''.' [N 14, 107] || Op hopen zetten van de ertsen op de opslagplaats. [monogr.]
I-3, II-4
|