30321 |
opgelegde naald |
dobbele aanslag:
dǫbǝlǝn ǭnslax (K353p Tessenderlo),
dubbelsluiting:
dø̜bǝlšlūteŋ (L385p Sint Odilienberg),
enkelsluiting met slaglatten:
eŋkǝlšlūteŋ męt šlāxlatǝ (L385p Sint Odilienberg),
halfhoutsluiting:
hāfhǫwtslø̜jteŋ (Q018p Geulle),
opdeknaald met dubbele sponning:
ǫp˱dęknǭlj met˱ døbǝl špǫneŋ (L387p Posterholt),
overeensponden:
øvǝrēšpoŋǝ (Q121c Bleijerheide),
rabatsluiting:
rabatslǫwteŋ (Q083p Bilzen),
schuine aanslag:
sxø̜̄nǝn ǭnslax (K353p Tessenderlo),
schuinse sluiting:
šensǝ slǫwteŋ (Q083p Bilzen
[(vero)]
),
šājnsǝ slǫwteŋ (Q083p Bilzen),
sluiting met dubbel rabat:
slūteŋ męt˱ dø̜bǝl rābat (Q015p Stein)
|
Tweevleugelramen sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene vleugel aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de vleugel is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. [N 55, 45a; N 55, 46]
II-9
|