23075 |
overige beugeltermen |
aan zijn:
de bès aan (Q013p Uikhoven),
balgooien:
balgoëje (L270p Tegelen),
batsen:
batse (L271p Venlo),
jensbaan:
jênsbaan (L289p Weert),
jensen:
De bedoeling was om de ballen door n ring te stoten die in het midden van de biljart stond. Twee personen speelden ieder twee ballen, welke om en om werden gebruikt. Drie personen gebruikten ieder één bal of speelden twee tegen één; vier beugelaars gebruikten ieder één bal en speelden twee tegen twee. Er werd op toerbeurt gespeeld. De bal, aan de voorzijde door de ring spelen, of de bal van de tegenpartij met een eigen bal in de "grup"(goot) spelen leverde drie punten op. Een volledig spel eindigde bij 2 x 24 punten, of bij grote drukte, dan wel om de "herst"bij 30 punten. Um de herst spuuële: kavelen.
jênse (L289p Weert),
kijk?:
Ich moog slaon, en doe höbs de keek.
keek (L381p Echt/Gebroek),
klepelen:
Ge hebt geklepeld, dat telt niet.
kli.pələ (L364p Meeuwen)
|
2. Bij beugelen. || 2. Lukraak, zonder systeem spelen, b.v. bij t beugelspel. || Als de bal bij t beugelen over de lat rolt. || Beugelspel beoefend met biljartballen op een kleine beugelbaan ("de jênsbaan"), die de vorm had van een middelgroot biljart. || Beugelterm. || Klepelen: (in beugelspel) met de sleger tegen de ring slaan. || Middelgroot biljart voor beugelspel met een ring in het midden.
III-3-2
|