33467 |
oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten |
afdak:
āf˱dāk (L299p Reuver),
afdakje:
ǭf˱dǫksǝk (Q156p Borgloon),
afhang:
āfha.ŋk (L282p Achel),
boogdak:
bǫu̯x˱dǭk (Q076p Romershoven),
deurluif:
dø̄rlø̜i̯f (L326p Grathem),
hallesteek:
halǝstēk (Q007p Eisden),
muursteek:
mōrstēk (L372p Maaseik),
overslag:
ø̜̄i̯vǝrslax (P218p Borlo, ...
P175p Gingelom),
oversprong:
øǝvǝrspruŋk (P177p Zepperen),
ø̜̄i̯vǝrspruŋk (P176p Sint-Truiden),
oversteek:
i̯vǝrstēk (L423p Stokkem),
i̯ø̜vǝrstē̜ ̞k (Q177p Millen, ...
Q178p Val-Meer),
i̯ęvǝrstē̜ ̞k (Q086p Eigenbilzen, ...
Q093p Rosmeer),
ou̯vǝrstei̯k (P050p Herk-de-Stad),
ȳvǝrstēk (L317p Bocholt),
ȳǝvǝrstiǝk (L420p Rotem),
ȳǝvǝrstēǝk (Q039p Hoensbroek),
øvǝrštēǝk (Q119p Eygelshoven),
øvǝrštē̜ ̞i̯k (Q204a Mechelen),
ø̄ ̞vǝrstēk (K358p Beringen, ...
P174p Velm),
ø̄i̯vǝrstīǝk (P222p Opheers),
ø̄vǝrstēk (K358p Beringen, ...
K361a Boekt Heikant,
Q011p Boorsem,
P046p Linkhout,
Q009p Maasmechelen,
P045p Meldert,
Q096c Neerharen,
P044p Zelem),
ø̄vǝrstē̜ ̞k (K357 K357p
[Paal]
, ...
L316 L316p
[Kaulille]
,
L318b L318b
[Tungelroy]
,
L321 L321p
[Neeritter]
,
P049 P049
[Donk]
),
ø̄vǝrstīǝk (Q071 Q071p
[Diepenbeek]
),
ø̄vǝrštēk (L332p Maasniel, ...
L299p Reuver,
L270p Tegelen),
ø̄vǝrštē̜ ̞k (Q020 Q020
[Sittard]
),
ø̜̄vǝrstēk (Q007p Eisden),
ø̜̄vǝrstē̜ ̞k (Q009p Maasmechelen),
ø̜̄vǝrstē̜ ̞ǝk (P048p Halen),
ø̜̄vǝrštēk (L322p Haelen),
ø̜̄vǝrštē̜ ̞k (L322a Nunhem),
ø̜̄ǝvǝrstǭk (Q012p Rekem),
ēvǝrstēǝk (P055p Kermt),
ēvǝrstīǝk (Q002p Hasselt),
īvǝrstēk (L416p Opglabbeek, ...
L368b Waterloos),
īvǝrstē̜ ̞k (L360p Bree, ...
Q003p Genk),
ōvǝrstēk (K314p Kwaadmechelen, ...
K317p Leopoldsburg,
L288a Ospel,
K353p Tessenderlo),
ōvǝrstē̜ ̞k (L286p Hamont, ...
L312p Neerpelt,
L378p Stevensweert),
ōvǝrstɛ̄k (K278p Lommel),
ōvǝrštēk (L291p Helden),
ǫu̯vǝrstē̜ ̞k (P048p Halen, ...
L266p Sevenum),
ǫvǝrstē̜ ̞k (L265p Meijel),
oversteeksel:
ōvǝrstiǝksǝl (L420p Rotem),
overstek:
ȳvǝrštɛk (Q117a Waubach),
ȳǝvǝrštęk (Q111p Klimmen),
ǭvǝrstɛk (L164p Gennep),
overstuk:
i̯ø̜vǝrstøk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
ø̜̄vǝrstøk (Q018p Geulle),
ōvǝrstøk (L312p Neerpelt),
windsteek:
wentstēk (L372p Maaseik)
|
Bij een bepaald type schuur, in de lengterichting verdeeld en met de dorsvloer in de zijbeuk, met dwars daarop in het eerste gebont een wagenbergplaats of stal, zijn de beide poorten op dezelfde hoek teruggebouwd, zodat beide ongehinderd gebruikt kunnen worden. Op de hoek steekt het dak dan over en onder deze oversteek is een rechthoekige ruimte (zie het lemma "ruimte onder de oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten" 4.2.6). Zie ook afbeelding 22.d bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 35b]
I-6
|