18240 |
paillette |
blinkertje:
blienkerkes (Q174p Herderen),
broche (fr.):
broche (Q086p Eigenbilzen, ...
Q082p Munsterbilzen),
brosch (P047p Loksbergen),
brozj (Q095p Maastricht),
(= sieraad op borst gespeld).
bròsj (L417p As),
galon (fr.):
gallon (Q019p Beek),
gas (fr.):
Fr. gaïs.
zjèh (Q095p Maastricht),
gespje:
èè gespke (L360p Bree),
git:
gette (Q095p Maastricht),
git (Q011p Boorsem, ...
L246p Horst,
L299p Reuver,
L289p Weert),
gitte (L321a Ittervoort, ...
Q016p Lutterade,
Q095p Maastricht,
Q196p Mheer,
L329p Roermond),
Gebr. was zjèh < Fr. jaïs.
git (Q095p Maastricht),
Grotere zwarte platte sierstukjes.
git (L312p Neerpelt),
Verouderd. Als garnituur: feestelijk of rouw. [sic]
krallen-èn-gèt (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Zijn geen echte Limb. woorden, zijn bedoeld voor sieraad. - git: klein glimmend. - paillette: iets groter dan git.
git (Q098p Schimmert),
Zjwarte krelkes
git (Q101p Valkenburg),
Zwart glazig steenje in verschillende vormen.
git (L298a Kesseleik),
Zwarte kraaltjes, net glas.
git (Q016p Lutterade),
Zwarte steentjes.
git (L265p Meijel),
gitje:
gitjes (Q039p Hoensbroek),
gitsjes (Q098p Schimmert),
glinster:
glinster (L352p Hechtel),
glinstertje:
glinsterkes (L352p Hechtel),
glitter:
glitter (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade,
Q113p Heerlen,
L332p Maasniel,
L329p Roermond,
L386p Vlodrop),
glittertje:
glitterkes (Q153p Gors-Opleeuw),
glittərkəs (L432p Susteren),
glitzer (<du.):
glietzer (Q222p Vaals),
NB jlietsere: glinsteren. vgl. Van Dale (DN): glitzern, glinsteren, fonkelen, schitteren.
jlietser (Q121p Kerkrade),
goudgalon (<fr.):
goutgállón (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
kraaltje:
Vroeger zei men kreulekes, nu pailetten.
kreulekes (L282p Achel),
kralen (mv.):
Verouderd. Als garnituur: feestelijk of rouw. [sic]
krallen-èn-gèt (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
lits:
litsj (Q117p Nieuwenhagen),
lovertje:
loverkes (L353p Eksel),
lovertje (L298a Kesseleik),
Kleine rondjes met gaatje diep apart moesten opgenaaid [worden].
lovertjes (L298a Kesseleik),
opsmuk:
upsmūūk (L265p Meijel),
pailletje:
(mv)
pajętšǝs (Q083p Bilzen),
pajɛtjǝs (L425p Grevenbicht / Papenhoven, ...
L265p Meijel),
palɛtšǝs (Q099q Rothem),
polɛtšǝs (Q174p Herderen),
pailletje (<fr.):
pa-jetjes (Q112c Kunrade),
paajettjus (Q035p Brunssum),
pailletjes (Q203p Gulpen),
pajetje (L246p Horst),
pajetjes (L265p Meijel),
pajètsjes (Q083p Bilzen),
palletjes (Q202p Eys, ...
Q032p Schinnen),
pooletjes (Q174p Herderen),
(mv.: pajette).
pajettje (L330p Herten (bij Roermond)),
Kleine ronde plaatjes met een gat erin. - eveneens voor N62,060a.
pailletjəs (L416p Opglabbeek),
paillette:
paillette (L282p Achel, ...
P188p Hoepertingen,
L163p Ottersum,
Q098p Schimmert),
pajɛt (L317p Bocholt),
pǝlɛt (Q016p Lutterade),
(mv)
pajętǝ (Q007p Eisden),
pajɛtǝ (Q011p Boorsem, ...
K353p Tessenderlo,
Q078p Wellen),
palɛtǝ (Q113p Heerlen, ...
L416p Opglabbeek,
L299p Reuver,
L289p Weert),
pǝjɛtǝ (L289p Weert),
paillette (fr.):
paijetten (P219p Jeuk),
paijètte (Q007p Eisden),
pailette (Q086p Eigenbilzen, ...
Q095p Maastricht,
Q078p Wellen),
pailetten (L164p Gennep, ...
Q170p Grote-Spouwen,
Q203p Gulpen,
Q120p Heerlerbaan/Kaumer,
P219p Jeuk,
K317p Leopoldsburg,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
L371p Ophoven,
Q015p Stein,
K361p Zolder),
pailjet (Q020p Sittard),
pailjetter (L353p Eksel),
paillet (Q095a Caberg),
paillette (L289p Weert, ...
Q078p Wellen,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
pailletten (L353p Eksel, ...
Q240p Lauw),
paillètte (Q175p Riemst),
pailètte (Q178p Val-Meer),
pajet (P175p Gingelom),
pajette (L353p Eksel, ...
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht),
pajetten (L300p Beesel),
pajettə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pajētte (Q091p Veldwezelt),
pajjette (Q011p Boorsem),
pajjètte (Q188p Kanne),
pajjètten (L372p Maaseik),
pajjéttən (Q014p Urmond),
pajèt (L382p Montfort),
pajètte (L369p Kinrooi),
pajéttə (L329p Roermond),
pajêtte (Q193p Gronsveld),
pajɛtjəs (L369p Kinrooi),
palet (L428p Born, ...
Q117a Waubach),
palette (Q113p Heerlen, ...
P188p Hoepertingen,
P227p Vorsen),
paletten (L282p Achel, ...
L382p Montfort,
Q001p Zonhoven),
paljette (Q083p Bilzen, ...
L271p Venlo),
paljetten (L374p Thorn),
paljiêtten (Q003p Genk),
paljötte (L360p Bree),
paljɛt (Q188p Kanne),
pallette (L269p Blerick, ...
L299p Reuver,
Q098p Schimmert,
L289p Weert),
palletten (K278p Lommel),
pallèt (L429p Guttecoven),
pallètje (L320a Ell),
palètte (P120p Alken),
palɛt (Q078p Wellen),
paulléttə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
pājèt (Q095p Maastricht),
pejette (Q077p Hoeselt, ...
L289p Weert),
pelette (Q086p Eigenbilzen),
pelètte (Q077p Hoeselt),
plĕtten (Q021p Geleen),
polette (L374p Thorn),
pouletten (K353p Tessenderlo),
pàijéttə (L271p Venlo),
pàjét (Q095p Maastricht),
pàljèttə (Q095p Maastricht),
pájètte (L352p Hechtel),
pájèttë (Q162p Tongeren),
pélêtten (Q098p Schimmert),
Blinkend klein [...]
paillette (L414p Houthalen),
E bollerooke mèt blinkende kloemmel op (al die glitter vonden de mensen vroeger maar niets: ích (h)éb se laeve zoe viël van dat tènk genêd, fòj! fòj!). krêllekes, krêlkes (kraaltjes) werdenook vaak als versiering gebruikt.
pajètte (Q083p Bilzen),
Glinsterende goud-, zilver- of metaalkleurige plaatsjes voor feestkledij en carnavalspakken.
paillette (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Glinsterende schijfjes die je op kan naaien.
paillette (P219p Jeuk),
i.e. platte dingskes die opgenaaid worden.
pájèttə (K353p Tessenderlo),
Kleine glinsterende plaatjes, om als versiering op een kledingsstuk te worden genaaid.
paillette (P188p Hoepertingen),
Mauwstukken.
pallette (L416p Opglabbeek),
Op paletten woort er mèt gouddroad en zilveren droad gewerkt.
paletten (L355p Peer),
Paljètte worre rond mèt e kietsje èn de middel, ze woënte èn kraegskes genêd. NB: gètte = beenbeschermers.
pajètte (Q083p Bilzen),
Platte sjiefkes mèt e leukske.
paillette (Q101p Valkenburg),
Platte, ronde kraaltjes.
pajjet (L317p Bocholt),
Rond glanzend schijfje wordt met kraaltjes vastgezet of met git.
pelet (Q016p Lutterade),
Spelling: <`> = sjwa.
p`lètte (L316p Kaulille),
pajèt (L317p Bocholt),
Versiering op de borsten, glitter.
paillette (Q071p Diepenbeek),
Versiering op de schouders. [oeplég]
paillette (P047p Loksbergen),
vr.; (mv).
pal‧ɛtə (Q203b Ingber),
Vroeger zei men kreulekes, nu pailetten.
pailetten (L282p Achel),
Zeer kleine blinkende zwarte kraaltjes.
paillette (L312p Neerpelt),
Zijn geen echte Limb. woorden, zijn bedoeld voor sieraad. - git: klein glimmend. - paillette: iets groter dan git.
paillette (Q098p Schimmert),
paulette (<fr.):
Op de schouder.
epolette (Q080p Vliermaal),
plat kraaltje:
platte krèllekes (L163p Ottersum),
schelfjes:
[opgave alleen in potlood; niet in pen overgenomen]
sjêlfkes (Q174p Herderen),
schilfertje:
sjilverkes (L265p Meijel),
(mv)
šelfǝrkǝs (L265p Meijel),
speld:
spèl (P047p Loksbergen),
spiegeltje:
spiegeltjes (L353p Eksel),
streifen (du.):
vgl. Kerkrade Wb. (p. 265): sjtrief, streep, strook. Van Dale (DN): Streifen, 1. streep; 2. strook.
sjtriefe (Q121p Kerkrade),
tres (<fr.):
Van Dale: tres, 1. boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde.
très (Q117p Nieuwenhagen),
versiering:
Zo noemt men het ook!
versiering (L265p Meijel),
watten:
[watten]
watte (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
zwart kraaltje:
zwarte krèllekes (L163p Ottersum),
zwatte kreulkes (P219p Jeuk)
|
[zjèh*]: git || een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken (pailetten, gitten) [N 86 (1981)] || een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] || git: zwarte agaatsteen || Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: git [N 62 (1973)] || Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: paillette? [N 62 (1973)] || pailette: plaatje, reepje gouden of zilveren falie, parlemoer, vooral gebruikt om kledingstukken te versieren || pailette: reepje gouden of zilverfoelie gebezigd tot versiering van kledingstukken || paillette || paillette: paillette || Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)] || Versiering voor kledingstukken. Glinsterend schijfje met in het midden een gaatje. [N 62, 60b]
II-7, III-1-3
|